Examples of using "Mandarin" in a sentence and their dutch translations:
Ik leer Mandarijn.
Ik spreek niet goed Mandarijns.
Kan iemand hier Mandarijns spreken?
Ik spreek niet goed Mandarijns.
Tom at een mandarijn.
Is het moeilijk om Mandarijn te leren?
Mandarijnen bevatten veel vitamine C.
Maria verstaat Chinees.
- Ik leer Chinees.
- Ik leer Mandarijn.
Wat is het verschil tussen een tangerine en een mandarijn?
Mandarijnen zijn rijk aan vitamines.