Examples of using "Knife" in a sentence and their dutch translations:
Dat is Toms mes.
Dat is niet uw mes.
- Dat is niet jouw mes.
- Dat is niet uw mes.
- Dat is niet jullie mes.
Dat is geen mes. Dít is een mes.
- Dit is Toms mes.
- Dat is Toms mes.
Ik heb een mes nodig.
Het mes is niet scherp.
Dat is niet uw mes.
Mijn mes is bot geworden.
Ik heb een mes nodig.
Het mes is niet scherp.
Het mes is bot.
Het mes is vies.
Mijn mes is scherp.
Ik wil een mes.
Dat mes snijdt goed.
Het is een keukenmes.
Tom liet z'n mes vallen.
Dit is Toms mes.
Het mes is scherp.
Dit mes is niet scherp genoeg.
Mijn mes is bot geworden.
Dit mes is heel scherp.
Pas op. Dat mes is scherp.
Er ontbreekt een mes.
- Tom slijpt een mes.
- Tom is een mes aan het slijpen.
Ober! Ik heb een mes nodig.
Ik kan het mes niet vinden.
Mag ik je mes lenen?
Ik heb een keukenmes nodig.
Ik heb een scherp mes.
Mijn mes is bot geworden.
Leen mij alstublieft een mes.
Dat is niet jouw mes.
Het mes is niet scherp.
- Heeft u een mes?
- Heb jij een mes?
- Hebben jullie een mes?
Dit mes is heel scherp.
Ik heb geen mes nodig.
Sami had een keukenmes.
Sami heeft een keukenmes.
Sorry! Ik heb mijn mes laten vallen.
Ik heb mij verwond aan een mes.
Ze vermoordde hem met een mes.
- Tom gaf het mes aan Maria.
- Tom overhandigde het mes aan Maria.
Snij de cake met een mes.
Pas op. Dat mes is scherp.
Dit mes is niet scherp genoeg.
Dit mes is heel scherp.
Layla had een groot slagersmes.
Tom heeft me met een mes bedreigd.
Een vreemde man heeft haar met een mes bedreigd.
Zij sneed de appel met een mes.
Hij stak zijn mes in de boom.
Hij sneed het vlees met een mes.
Is er een mes in de keuken?
Hij droeg een mes of iets dergelijks.
Dit mes is helemaal niet scherp.
Ik snijd het brood met een mes.
Ik heb me met een mes in mijn vinger gesneden.
Ik heb een mes en een vork.
Ze eten met mes en vork.