Examples of using "Garage" in a sentence and their dutch translations:
Ik schilder de garage.
De garage was leeg
Ga naar de garage.
Wat is in de garage?
Het is in de garage.
Mijn auto staat in de garage.
- Hebben jullie een garage?
- Heeft u een garage?
- Heb je een garage?
Ik schilder de garage.
In zijn garage staan twee auto's.
Mijn vader veegt de garage.
Mijn vader is in de garage.
Zet de auto in de garage.
- De auto is in de garage.
- De auto staat in de garage.
Mijn auto staat in de garage.
Er zit een rat in de garage.
Ze reed de auto de garage in.
Tom heeft drie auto's in zijn garage.
Tom merkte dat Maria's auto niet in de garage stond.
In zijn garage staan twee auto's.
Peter ziet dat de garagedeur open is.
"Waar is je auto?" - "Voor de garage."
- Ik heb een dode rat in de garage gevonden.
- Ik vond een dode rat in de garage.
De auto staat voor de garage.
was op een plek die Willow Garage heette, in 2008.
Toms garage zit vol met dingen die hij nooit gebruikt.
Hoelang zou je erover doen om mijn garage te verven?
Het heeft ons het hele weekend gekost de garage te verven.
ook al ben ik een 14-jarige, bezig in haar garage
- Denk je dat je me morgen naar de garage kunt voeren?
- Denkt u dat u me morgen naar de garage kunt voeren?
Het is heel gewoon in Noord-Amerika dat huizen een garage hebben voor een of twee auto's.
De auto moet morgen naar de garage voor een grote beurt. Daar zal ik wel weer een paar honderd euro armer van worden.