Examples of using "Drove" in a sentence and their dutch translations:
Ze reden weg.
Ik reed.
- Jij reed.
- U reed.
- Jullie reden.
Tom reed.
Maria reed.
- Wie was de bestuurder?
- Wie was aan het rijden?
Ze reden weg.
Zij reden naar huis.
Ze reden weg.
Tom reed met de auto.
Hij ging naar school per auto.
Ik ben met de auto naar Kioto gereden.
Ze reden heel snel.
We reden naar school.
Ze reden allemaal weg.
Tom reed.
Tom reed Maria naar Boston.
Sami reed naar het ziekenhuis.
Sami reed naar de moskee.
Ik reed de auto naar buiten.
Hij reed de truck naar Dallas.
Vorige zondag zijn we naar Hakone gereden.
Ken reed Tom naar het ziekenhuis.
Wij reden terug naar het hotel.
Sami reed van Caïro naar Alexandrië.
Tom reed naar Mary’s huis.
Hij was zo vriendelijk om me een lift naar het station te geven.
Ze reden naar het station per auto.
Tom heeft zijn auto in een afgrond gereden.
Zij stapte in de auto en reed weg.
Hij stapte de auto in en reed weg.
Tom was degene die Maria naar het ziekenhuis reed.
Dat was de eerste keer dat ik een auto bestuurd heb.
Hij bestuurde de auto, luisterend naar muziek op de radio.
Ze zijn met de auto naar Chicago gegaan.
Hij reed over een landmijn en zijn jeep ontplofte.
In 1029 brachten de Denen, gesteund door lokale jarls, Olaf in ballingschap.
Tom huurde een auto bij de luchthaven en reed ermee naar het huis van Maria.
Ze reden naar het station per auto.
Toen Tom langs het huis van Maria reed, viel hem op dat het licht nog aan was.
de Britten en Portugezen Soult en verdreven hem Portugal uit met zwaar verlies aan manschappen en voorraden.
Volgens de legende droeg Patricius groen toen hij in 461 na Christus alle slangen uit Ierland verjoeg.