Examples of using "Dictionaries" in a sentence and their dutch translations:
Zij hebben twee woordenboeken.
- In alle woordenboeken staan fouten.
- Alle woordenboeken bevatten fouten.
- Je hebt drie woordenboeken.
- U heeft drie woordenboeken.
- Jullie hebben drie woordenboeken.
Verkopen jullie ook woordenboeken?
Hij heeft meer dan vijf woordenboeken.
We lenen Duits woordenboeken van Pfirsichbaeumchen.
Aan woordenboeken heb ik geen gebrek.
Ik heb drie Frans-Engels woordenboeken.
- Hoeveel woordenboeken heb je?
- Hoeveel woordenboeken heeft u?
Hebben Tom en Maria woordenboeken?
Moeten we onze woordenboeken morgen meenemen naar de les?
Dit is één van de beste woordenboeken die ik heb.
Ik heb zo veel mogelijk woordenboeken geraadpleegd.
Op de woordenboeken ligt niets dan stof, op de mijne tenminste.