Examples of using "Brown" in a sentence and their dutch translations:
Die kat is bruin.
Meneer Brown heeft vier kinderen.
Het brood is bruin.
Hij heeft bruine ogen.
Die kat is bruin.
Zijn schoenen zijn bruin.
De kat is bruin.
Deze koffie is bruin.
Mijn schoenen zijn bruin.
De gordel is bruin.
Jason heeft bruine ogen.
Deze kat is bruin.
Tom heeft bruin haar.
- Mijn shirt is niet bruin.
- Mijn overhemd is niet bruin.
Deze banaan is bruin.
Deze bloem is bruin.
Ik zal meneer Brown morgen bezoeken.
Meneer Brown is onze leraar Engels.
Kent gij mijnheer Brown?
De bruine hoed is oud.
Meneer Brown heeft vier kinderen.
Een dokter onderzocht meneer Brown.
Het bruine paard is snel.
Zijn de oude stoelen bruin?
Hij staat op goede voet met meneer Brown.
Meneer Brown heeft altijd een boek bij zich.
Een zekere mijnheer Brown is vanmorgen gekomen.
Meneer Brown is onze leraar Engels.
De tuin is leeg en bruin.
Agnès keek naar de bruine boten.
Mary droeg een donkerbruine jurk.
De muren waren lichtbruin geverfd.
Is het mogelijk met mevrouw Brown te spreken?
Ik zou deze bruine das nemen.
De banaan was bruin en papperig.
Wie is de vrouw met de bruine jas?
Onder die tafel zit een kleine bruine hond.
Meneer Brown heeft altijd een boek bij zich.
in zwarte en bruine gemeenschappen in de middenklasse,
De bladeren van de bomen worden bruin in de herfst.
Ze hebben een bruine huid en zwart haar.
Meneer Brown is op zoek naar zijn bril.
Laat me je voorstellen aan meneer Brown.
Hij staat op goede voet met meneer Brown.
Bruin is niet haar natuurlijke haarkleur.
Mijnheer Brown leert zijn zoon Chinees.
Ik wil bruine schoenen, geen zwarte.
Tom heeft bruin haar en blauwe ogen.