Examples of using "Border" in a sentence and their dutch translations:
Die scheidsmuur zit vol openingen.
De grens is dicht.
- Ik ben de grens overgestoken.
- Ik stak de grens over.
We wonen in de buurt van de grens.
Welke landen grenzen aan Sloveniƫ?
Ze werkt over de grens.
We zijn helemaal niet in de buurt van de grens.
- Zijn grappen grenzen aan smaad.
- Zijn moppen liggen op het randje van de smaad.
- Zijn geintjes liggen op het randje van de hoon.
Frankrijk grenst aan Spanje.
Duitsland grenst aan Frankrijk.
De radioactieve wolk stopte bij de grens.
Nijmegen ligt dicht bij de Duitse grens.
De grens tussen beide buurlanden blijft gesloten.
Het leger is in het noorden, om de grens te verdedigen.
Een klein grensgeschil mondde uit in een groot internationaal incident.
Duitsland grenst aan Nederland.
De VS heeft concentratiekampen aan de Zuidelijke grens.
Frankrijk grenst aan Spanje.
Voor de Tweede Wereldoorlog lag de grens tussen Finland en de Sovjet-Unie bij Leningrad.
De Nederlandse en de Belgische driekleur wapperden gemoedelijk naast elkaar in het grensdorp.
Duitsland grenst aan Nederland.