Translation of "Vandaag" in Italian

0.012 sec.

Examples of using "Vandaag" in a sentence and their italian translations:

- Niet vandaag.
- Vandaag niet.

Non oggi.

- Tom komt vandaag.
- Tom arriveert vandaag.
- Tom komt vandaag aan.

Tom viene oggi.

- Het sneeuwt vandaag.
- Vandaag sneeuwt het.

Oggi nevica.

Niet vandaag.

Non oggi.

- Tom arriveert vandaag.
- Tom komt vandaag aan.

Tom arriva oggi.

- Ik heb vandaag kerstcadeautjes gekocht.
- Ik heb vandaag kerstcadeaus gekocht.
- Ik kocht vandaag kerstcadeaus.
- Ik kocht vandaag kerstcadeautjes.

- Ho comprato dei regali di Natale oggi.
- Io ho comprato dei regali di Natale oggi.
- Ho comprato i regali di Natale oggi.
- Io ho comprato i regali di Natale oggi.

- Papa is ongeduldig vandaag.
- Papa is vandaag ongeduldig.

Papà è impaziente oggi.

- Dat is genoeg voor vandaag.
- Genoeg voor vandaag.

È tutto per oggi.

- Vandaag is het vrijdag.
- Het is vandaag vrijdag.

Oggi è venerdì.

- Vandaag is het koud.
- Het is koud vandaag.

- Fa freddo oggi.
- Fa freddo oggi!
- Oggi c'è freddo.

- Vandaag is het woensdag.
- Het is vandaag woensdag.

Oggi è mercoledì.

- Vandaag ben ik jarig.
- Ik ben jarig vandaag.

Oggi è il mio compleanno.

- Vandaag is het zonnig.
- Vandaag schijnt de zon.

- C'è il sole oggi.
- C'è soleggiato oggi.

- Het is fris vandaag.
- Het is frisjes vandaag.

C'è fresco oggi.

- Het gaat sneeuwen vandaag.
- Het gaat vandaag sneeuwen.

Nevicherà oggi.

- Vis is goedkoop vandaag.
- Vis is vandaag goedkoop.

- Il pesce è economico oggi.
- Il pesce è a buon mercato oggi.

- Het is vandaag zondag.
- Vandaag is het zondag.

Oggi è domenica.

- Ik zal vandaag thuisblijven.
- Ik blijf vandaag thuis.

Starò a casa oggi.

- Het is donderdag vandaag.
- Vandaag is het donderdag.

Oggi è giovedì.

Goede beslissingen vandaag.

Ottime decisioni, oggi.

Bedankt voor vandaag.

Grazie per oggi.

Het sneeuwt vandaag.

Sta nevicando oggi.

Genoeg voor vandaag.

È abbastanza per oggi.

Sneeuwt het vandaag?

C'è neve?

Werken jullie vandaag?

- Lavori oggi?
- Tu lavori oggi?

- Wat hebt ge vandaag gedaan?
- Wat heb je vandaag gedaan?
- Wat heeft u vandaag gedaan?
- Wat hebben jullie vandaag gedaan?

- Che cosa hai fatto oggi?
- Che cosa avete fatto oggi?
- Cosa hai fatto oggi?

- Het is vandaag erg koud.
- Het is vandaag ijskoud.

Fa molto freddo oggi.

- Gaat het vandaag regenen?
- Zal het vandaag gaan regenen?

Pioverà oggi?

- Vandaag is het uw verjaardag.
- Vandaag is je verjaardag.

- Oggi è il suo compleanno.
- Oggi è il tuo compleanno.
- Oggi è il vostro compleanno.

- Er staat geen wind vandaag.
- Het waait niet vandaag.

Non c'è vento oggi.

- Het is mooi weer vandaag.
- Het is lekker weer vandaag.
- Vandaag is het mooi weer.

- C'è bello oggi.
- Oggi il tempo è bello.
- Fa un bel tempo oggi.
- Il tempo è bello oggi.
- Fa bello oggi.
- Oggi è bel tempo.

- Ik heb geen geld vandaag.
- Vandaag zit ik zonder geld.
- Vandaag heb ik geen geld.

- Non ho soldi oggi.
- Non ho denaro oggi.
- Io non ho denaro oggi.

- Ik heb een beetje koppijn vandaag.
- Ik heb lichte hoofdpijn vandaag.
- Ik heb vandaag hoofdpijn.

Ho un leggero mal di testa oggi.

- Voelt ge u beter vandaag?
- Voel je je beter vandaag?

Ti senti meglio oggi?

- Wat heb je vandaag gedaan?
- Wat hebben jullie vandaag gedaan?

Che cosa hai fatto oggi?

- Het is fris vandaag.
- Het is een beetje koud vandaag.

Fa un po' freddo oggi.

- Welke dag is het vandaag?
- Welke dag zijn we vandaag?

- Che giorno è oggi?
- Che giorno abbiamo oggi?

- Voelt ge u beter vandaag?
- Voelen jullie je beter vandaag?

Ti senti meglio oggi?

- Het postkantoor is vandaag dicht.
- Het postkantoor is vandaag gesloten.

L'ufficio postale è chiuso oggi.

- Vandaag is het geen Kerstmis.
- Het is vandaag geen kerst.

Oggi non è Natale.

- Het is erg warm vandaag.
- Het is vandaag erg warm.

Oggi fa molto caldo.

- Ik blijf in het huis vandaag.
- Ik blijf vandaag thuis.

Oggi rimango in casa.

- Wat heeft hij vandaag gedaan?
- Wat hebt ge vandaag gedaan?

Cosa hai fatto oggi?

- Ik voel me beter vandaag.
- Ik voel me vandaag beter.

- Mi sento meglio oggi.
- Io mi sento meglio oggi.
- Oggi mi sento meglio.

- Welke datum is het vandaag?
- Welke dag is het vandaag?

Qual è la data di oggi?

- Vandaag heb ik geen huistaak.
- Vandaag heb ik geen huiswerk.

Non ho compiti oggi.

- Het is mooi weer vandaag.
- Vandaag is het mooi weer.

- C'è bello oggi.
- Oggi il tempo è bello.
- Fa un bel tempo oggi.
- Il tempo è bello oggi.

- Ik wil vandaag niet eten.
- Vandaag wil ik niet eten.

- Non voglio mangiare oggi.
- Io non voglio mangiare oggi.

Wil ik hier vandaag

voglio proporre, qui e oggi,

Het is warm vandaag.

Fa caldo oggi.

Het is winderig vandaag.

C'è vento oggi.

Vandaag is het koud.

Fa freddo oggi.

Ze komen niet vandaag.

Oggi non vengono.

Vandaag is het donderdag.

Oggi è giovedì.

Willen jullie vandaag dineren?

Volete andare a cena oggi?

Hij is vandaag thuis.

- È a casa oggi.
- Lui è a casa oggi.

We zijn vandaag thuis.

- Oggi siamo a casa.
- Oggi noi siamo a casa.

Ik ben vandaag vrij.

Sono libero oggi.

Vandaag is het zaterdag.

- Oggi è sabato.
- È sabato oggi.

Vandaag is het vrijdag.

Oggi è venerdì.

Het is vandaag ijskoud.

Oggi fa molto freddo.

Tom is vandaag jarig.

È il compleanno di Tom oggi!

Heb je vandaag school?

- Hai scuola oggi?
- Ha scuola oggi?
- Avete scuola oggi?

Het regent misschien vandaag.

Potrebbe piovere oggi.

Ik ben vandaag online.

Oggi sono online.

Is het vandaag vrijdag?

Oggi è venerdì?

Het is bewolkt vandaag.

- È nuvoloso oggi.
- C'è nuvolo oggi.

Het is vandaag Moederdag.

Oggi è la festa della mamma.

Ik heb geluk vandaag.

Oggi è il mio giorno.

Vandaag is Maria treurig.

Oggi Maria è triste.

Vandaag wordt ze tien.

Oggi compie dieci anni.

Vandaag worden we tien.

Oggi compiamo dieci anni.

Moet Tom thuisblijven vandaag?

Tom deve stare a casa oggi?

Vandaag is het zonnig.

Oggi è un giorno soleggiato.