Translation of "Skiën" in German

0.007 sec.

Examples of using "Skiën" in a sentence and their german translations:

Ik kan skiën.

Ich kann Ski fahren.

Hij ging skiën.

Er ist Skifahren gegangen.

Tom ging skiën.

Tom ist Skifahren gegangen.

Zij ging skiën.

Sie ist Skifahren gegangen.

Wij gingen skiën.

- Wir sind Schi fahren gegangen.
- Wir sind Ski fahren gegangen.

Tom houdt van skiën.

Tom liebt Skifahren.

Mijn lievelingssport is skiën.

Mein Lieblingssport ist Skifahren.

Skiën is mijn lievelingssport.

- Ski ist mein Lieblingssport.
- Skifahren ist mein Lieblingssport.

Zij kan niet skiën.

Sie kann nicht Ski fahren.

Waar is skiën uitgevonden?

Wo ist das Skifahren erfunden worden?

Tom kan niet skiën.

Tom kann nicht Ski fahren.

Tom hield van skiën.

Tom liebte Skifahren.

- Welke is makkelijker, skiën of schaatsen?
- Wat is makkelijker, skiën of schaatsen?

Was ist einfacher, Skifahren oder Schlittschuhlaufen?

Ik ben goed in skiën.

Ich kann gut Ski fahren.

Wat skiën ze toch slecht!

Wie schlecht die skifahren!

Tom was aan het skiën.

Tom war Skifahren.

Zij waren aan het skiën.

Sie fuhren Ski.

Ik zou graag gaan skiën.

Ich möchte Ski fahren.

Tom is goed in skiën.

- Tom kann gut Ski fahren.
- Tom kann gut Schi fahren.

We gingen skiën in Canada.

Wir gingen in Kanada Ski fahren.

Ik hou ook van skiën.

Ich fahre auch gerne Ski.

- Hoeveel keer per jaar gaat ge skiën?
- Hoeveel keer per jaar ga je skiën?

Wie oft im Jahr üben Sie Ski?

Skiën is één van mijn hobby's.

Skifahren ist eins meiner Hobbys.

- Ski jij?
- Skiet u?
- Skiën jullie?

Fährst du Ski?

Mijn familie gaat elke winter skiën.

Meine Familie fährt jeden Winter Ski.

Ik wil met Tom gaan skiën.

- Ich möchte mit Tom Skifahren gehen.
- Ich möchte mit Tom Skilaufen gehen.

- We gingen naar de berg om te skiën.
- We gingen naar de bergen om te skiën.

Wir fuhren zum Skilaufen in die Berge.

Ik heb mijn been met skiën gebroken.

Ich hab mir beim Skifahren das Bein gebrochen.

Ik ging vaak in de winter skiën.

Im Winter bin ich oft Ski fahren gegangen.

We gingen vaak skiën in de winter.

Im Winter sind wir oft Ski gelaufen.

Hou je ervan om op poedersneeuw te skiën?

- Fährst du gerne in Pulverschnee Ski?
- Mögt ihr Skifahren in Pulverschnee?
- Gefällt es Ihnen, in Pulverschnee Ski zu laufen?

We gingen naar de bergen om te skiën.

Wir sind zum Skifahren in die Berge gefahren.

Ik heb mijn been tijdens het skiën gebroken.

Beim Skifahren habe ich mir mein Bein gebrochen.

Ik ben afgelopen winter in Canada gaan skiën.

- Ich war letzten Winter Skilaufen in Kanada.
- Ich war letzten Winter in Kanada Ski laufen.
- Letzten Winter war ich in Kanada Ski laufen.
- In Kanada war ich letzten Winter zum Skilaufen.
- Zum Skilaufen war ich letzten Winter in Kanada.

Tom en Maria gingen skiën in de Alpen.

Tom und Maria fuhren zum Skifahren in die Alpen.

De vorige winter ben ik naar Canada gaan skiën.

Letzten Winter fuhr ich zum Skifahren nach Kanada.

We kunnen net zo goed skiën als onze broer.

Wir können genauso gut Ski fahren wie unser Bruder.

Ik hou van de winter omdat ik dan kan gaan skiën.

Ich mag den Winter, weil ich Skifahren gehen kann.

Hij kan totaal niet zwemmen, maar voor skiën is hij de beste.

Er kann überhaupt nicht schwimmen, aber beim Skifahren ist er der Beste.

Omdat de kabelbaan buiten bedrijf was, moesten we, voor zover dat kon, naar het dal skiën, en het laatste stukje lopen, omdat daar niet voldoende sneeuw lag.

Weil die Seilbahn außer Betrieb war, mussten wir, so gut es ging, ins Tal Ski fahren und das letzte Stückchen laufen, weil dort nicht genug Schnee lag.