Translation of "Rood" in English

0.016 sec.

Examples of using "Rood" in a sentence and their english translations:

Rood alarm!

- Red alert!
- Go to red alert.

- Kersen zijn rood.
- De kersen zijn rood.

Cherries are red.

- Jouw ogen zijn rood.
- Uw ogen zijn rood.
- Jullie ogen zijn rood.

Your eyes are red.

- Het verkeerslicht werd rood.
- Het licht werd rood.

The light turned red.

- Je lippen zijn rood.
- Jouw lippen zijn rood.

Your lips are red.

- Je bloed is rood.
- Uw bloed is rood.

Your blood is red.

- Uw ogen zijn rood.
- Jullie ogen zijn rood.

Your eyes are red.

Zij werd rood.

- She blushed red.
- She blushed.

Rood is beter.

Red is better.

Ze wordt rood.

She's turning red.

Appels zijn rood.

- Apples are red.
- The apples are red.

Hij werd rood.

He turned red.

Tom ziet rood.

Tom sees red.

Kersen zijn rood.

Cherries are red.

Javier werd rood.

Javier turned red.

Javier wordt rood.

Javier is turning red.

Ze draagt ​​rood.

She's wearing red.

Tom werd rood.

Tom turned red.

Zij zijn rood.

They're red.

Tom wordt rood.

- Tom is blushing.
- Tom is turning red.

Bloed is rood.

Blood is red.

Je wordt rood.

You're turning red.

Het is rood.

It's red.

Ik werd rood.

I turned red.

Is het rood?

Is it red?

Sami werd rood.

Sami turned red.

- Het verkeerslicht werd rood.
- Het verkeerslicht sprong op rood.

- The traffic light changed to red.
- The light turned red.

- Waarom zijn je ogen rood?
- Waarom zijn uw ogen rood?
- Waarom zijn jullie ogen rood?

Why are your eyes red?

- Ik houd van rood vlees.
- Ik hou van rood vlees.

I like red meat.

- De neus van Tom was rood.
- Toms neus was rood.

Tom's nose was red.

Het signaal was rood.

The signal was red.

Jouw hoofd is rood.

Your face is red.

Zijn gezicht werd rood.

Her face turned red.

Haar wangen waren rood.

Her cheeks were red.

Deze appel is rood.

This apple is red.

Tom draagt nooit rood.

Tom never wears red.

De hond is rood.

The dog is red.

Het verkeerslicht werd rood.

The traffic light changed to red.

Alle appels zijn rood.

All apples are red.

Zijn ogen zijn rood.

His eyes are red.

De appel is rood.

The apple is red.

Is de wijn rood?

Is the wine red?

Mijn potlood is rood.

My pencil is red.

Dit potlood is rood.

This pencil is red.

Liever dood dan rood.

- I'd rather be dead than red.
- Rather dead than red.

Rood past bij jou.

Red suits you.

Mijn ogen zijn rood.

- My eyes are red.
- I have red eyes.

De kers is rood.

The cherry is red.

Mijn auto is rood.

My car is red.

De rozen zijn rood.

The roses are red.

Elke appel is rood.

Every apple is red.

Welke vrucht is rood?

What fruit is red?

De zon is rood.

The sun is red.

De lucht was rood.

The sky was red.

De appels zijn rood.

The apples are red.

De bloem is rood.

The flower is red.

Haar boek is rood.

Her book is red.

De vogels zijn rood.

The birds are red.