Translation of "Loopt" in English

Ze loopt.

She walks.

Hij loopt.

She walks.

Tom loopt.

Tom walks.

- Loopt je horloge goed?
- Loopt uw horloge juist?

Is your watch correct?

- Het uurwerk loopt achter.
- De klok loopt achter.

The watch is slow.

Het onderzoek loopt.

The investigation is under way.

Ze loopt niet.

She isn't running.

Hij loopt snel.

- He is a quick walker.
- He's a quick walker.
- He's a fast walker.
- He walks fast.
- He walks quickly.

Hij loopt langzaam.

He walks slowly.

Tom loopt mank.

- Tom's limping.
- Tom is limping.

Uw neus loopt.

Your nose is dripping.

Mijn vader loopt.

My father walks.

Tom loopt rond.

Tom is walking around.

Hij loopt niet.

He doesn't walk.

Tom loopt snel.

Tom runs fast.

Je neus loopt.

Your nose is running.

- De dreumes loopt nog niet.
- De baby loopt nog niet.

The baby doesn't walk yet.

Dit loopt gewoon dood.

This way is just a dead end.

Hij loopt, ik loop.

He walks, I walk.

De wastafel loopt over,

sink overflowing,

De auto loopt snel.

- The car is running fast.
- The car is driving quickly.

Hoe snel ze loopt!

How fast she is running!

Hoe snel loopt hij?

How fast does he run?

Wat loopt Taro snel!

How fast Taro can run!

Hij loopt in pyjama.

He is in pajamas.

De klok loopt achter.

- The watch is slow.
- The clock is slow.

De wekker loopt af.

The alarm clock is ringing.

- Zij rent.
- Ze loopt.

She runs.

De klok loopt voor.

The clock is fast.

Shishir loopt me achterna.

Shishir is following me.

Het loopt tegen zessen.

It's almost six.

Hij loopt voor mij.

He is running ahead of me.

Loopt die klok gelijk?

Is that clock going?

- Tom loopt.
- Tom rent.

Tom is running.

Loopt uw horloge juist?

Is your watch correct?

Loopt je horloge goed?

- Is your watch correct?
- Does your watch keep good time?

Het uurwerk loopt achter.

The clock is slow.

Jij loopt naar binnen.

You're walking in.

Deze hond loopt heel snel.

That dog runs very fast.

De Seine loopt door Parijs.

The Seine flows through Paris.

Kijk uit waar je loopt.

- Watch your step.
- Do watch your step.

Dit loopt niet goed af.

- It'll end badly.
- That'll end badly.

Tom loopt de trap op.

Tom is going up the stairs.

Kijk uit waar je loopt!

- Watch where you're going!
- Watch where you're going.

Vanaf hier loopt alles gesmeerd.

From here on out, it's smooth sailing.

Tom loopt als een zombie.

Tom walks like a zombie.

De torenklok loopt heel juist.

The clock on that tower is accurate.

Zij loopt naar het werk.

She walks to work.

Het verhaal loopt goed af.

The story ends well.