Translation of "Aardbeien" in English

- Hebt u verse aardbeien?
- Heb je verse aardbeien?
- Heeft u verse aardbeien?

Do you have fresh strawberries?

- Ik at jouw aardbeien.
- Ik at uw aardbeien.
- Ik at jullie aardbeien.

I ate your strawberries.

- Hou jij van aardbeien?
- Houdt u van aardbeien?
- Houden jullie van aardbeien?

Do you like strawberries?

Ik haat aardbeien.

I hate strawberries.

Hou jij van aardbeien?

Do you like strawberries?

Hebt u verse aardbeien?

Do you have fresh strawberries?

Ik hou van aardbeien.

I love strawberries.

Houdt u van aardbeien?

Do you like strawberries?

Waar zijn de aardbeien?

Where are the strawberries?

Ik hou van aardbeien!

I love strawberries!

Tom houdt van aardbeien.

Tom likes strawberries.

Hoeveel kosten de aardbeien?

How much are the strawberries?

Sami houdt van aardbeien.

Sami likes strawberries.

Ik at jullie aardbeien.

I ate your strawberries.

Ik at jouw aardbeien.

I ate your strawberries.

We gingen aardbeien plukken.

We went to pick strawberries.

Tom is allergisch voor aardbeien.

Tom is allergic to strawberries.

Ik kan geen aardbeien eten.

I can't eat strawberries.

Het mandje was gevuld met aardbeien.

The basket was filled with strawberries.

De doos zat vol met aardbeien.

The box was full of strawberries.

Ik hou van aardbeien op kerstcake.

I love strawberries on Christmas cake.

Aardbeien zijn in de winter duur.

Strawberries are expensive in the winter.

- De mand zat tot de rand toe vol met aardbeien.
- Het mandje was gevuld met aardbeien.

The basket was filled with strawberries.

Tom en Maria's kinderen houden van aardbeien.

Tom and Mary's children like strawberries.

Het is nu het seizoen voor aardbeien.

- Strawberries are in season now.
- Strawberries are in season at the moment.
- It's strawberry season.

Ik hou van alle bessen, vooral aardbeien.

I love all berries, especially strawberries.

- De mand zat tot de rand toe vol met aardbeien.
- De mand was tot de nok toe vol met aardbeien.

The basket was full to the brim with strawberries.

Tom vertelde me dat hij allergisch was voor aardbeien.

- Tom told me that he was allergic to strawberries.
- Tom told me he was allergic to strawberries.

Ik weet dat Tom niet allergisch is voor aardbeien.

- I know that Tom isn't allergic to strawberries.
- I know Tom isn't allergic to strawberries.

De mand zat tot de rand toe vol met aardbeien.

The box was full of strawberries.

De verse aardbeien gingen als warme broodjes van de hand.

The fresh strawberries went like hot cakes.

Zij houdt van aardbeien, en haar zus houdt van appels.

She likes strawberries and her sister apples.

Toen hij 14 jaar oud was, begon hij aardbeien te planten.

When he was 14, he started to plant strawberries.

In tegenstelling tot aardbeien, is ananas ook lekker uit een blik.

In comparison to strawberries, pineapple also tastes good out of a tin.

We hebben perziken, artisjokken, courgettes, aardbeien en aubergines op de markt gekocht.

At the market we bought peaches, artichokes, courgettes, strawberries and aubergines.

- "Waar ga je met die mest heen?" "Die is voor op de aardbeien." "Bah! Wij doen er room op!"
- „Wat doe je met die mest?” „Die is voor op de aardbeien.” „Jakkes! Wij doen er room op!”

"What are you doing with the manure?" "I'm putting it on the strawberries." "Disgusting! We eat them with cream!"