Translation of "آكل" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "آكل" in a sentence and their dutch translations:

- آكل تفاحة.
- أنا آكل تفاحةً.

- Ik eet een appel.
- Ik ben een appel aan het eten.

آكل الخبز.

Ik eet brood.

آكل كتاباً.

Ik verslind een boek.

أنا آكل الخبز.

Ik eet brood.

كيف آكل هذا؟

- Hoe hoor ik dit te eten?
- Hoe hoor je dit te eten?

أنا آكل أناناساً.

Ik eet een ananas.

سوف آكل التفاحة.

Ik zal de appel opeten.

أنا لا آكل.

- Ik eet niet.
- Ik ben niet aan het eten.

لا آكل الفواكه.

Ik eet geen fruit.

وهو يأكل، وأنا آكل.

Hij eet, ik eet.

- آكُل تفاحة.
- آكل تفاحة.

Ik eet een appel.

لا أستطيع أن آكل.

Ik kan niet eten.

أنا لا آكل اللحم أبدا.

Ik eet nooit vlees.

سُررتُ بمقابلتك. أنا آكل النمل.

- Fijn u te ontmoeten. Ik ben een miereneter.
- Fijn je te ontmoeten. Ik ben een miereneter.

أريد أن آكل حبة مانغو.

Ik wil een mango eten.

‫إذن اخترت لي أن آكل البراعم؟‬

Dus je kiest ervoor me de knopjes te laten eten?

هل لي أن آكل هذه الكعكة؟

Mag ik deze cake eten?

أريد أن آكل في مطعم الليلة.

- Ik wil buiten eten vanavond.
- Ik wil vandaag uit eten gaan.

- أحب أكل البطيخ.
- أحب أن آكل البطيخ.

Ik eet graag watermeloen.

‫يذكر التاريخ "فهد (رودرابرايغ) آكل البشر"،‬ ‫ضال من القرن الـ19‬

Een oud verhaal gaat over het 'manetende luipaard van Rudraprayag.' Een losgeslagen exemplaar in de 19e eeuw...

‫فيتحول آكل العشب هذا‬ ‫إلى واحد من أخطر الحيوانات على الإطلاق‬

...verandert deze grazer in een van de meest gevaarlijke dieren op aarde.