Examples of using "Çocuk" in a sentence and their dutch translations:
- De jongen liep weg.
- De jongen rende weg.
Wees geen kind.
Het kind is vies.
Het kind is vies.
Bent u enig kind?
Ik ben in verwachting.
Ik ben geen kind meer.
Elektrische peutertreinen.
Dat ik geen kinderen heb.
Welke jongen is Masao?
De jongen begon te huilen.
De jongen werd gelukkig.
De jongen is heel eerlijk.
Goede jongen.
- Ik ben niet van gisteren.
- Ik ben toch geen baby!
De jongen kwam terug.
Die jongen is slim.
Ik had medelijden met de jongen.
- De jongen draagt een bril.
- Het jongetje draagt een bril.
Het kind is bang in het donker.
Wat zei de jongen?
De jongen sprong in het water.
De jongen gooide het glas om.
Ze wil geen kinderen.
De jongen viel van het bed.
Het kind rende naar zijn moeder.
De jongen krabde aan zijn oor.
Het kind schilderde bloemen.
Kind, raak niet aan de spiegel!
Wie is die jongen?
Dat was een fluitje van een cent.
- Er is een kind vermist.
- Er wordt een kind vermist.
Wie is die jongen?
Dat kind verveelde zich.
Ze zijn nog kinderen.
De jongen eet brood.
Het kind weent al niet meer.
Het kind streelt de kat.
Wat een vervelend kind!
- Ze is maar een kind.
- Ze is nog maar een kind.
Die jongen heeft zwart haar.
Wees geen slechte jongen.
Een jongen steekt de straat over.
Hij is maar een kind.
De jongen greep de hond bij de staart.
De jongen zat op een stoel.
- De jongen stond expres op mijn voet.
- De jongen stapte met opzet op mijn voet.
Het kind was verstijfd van angst.
Drie kinderen waren aan het spelen in het park.
Hij is een grote jongen.
Rubén is vader van drie kinderen.
Waar is de jongen?
- Hij is een bedorven kind.
- Hij is een verwend kind.
- De jongen gooide een steen.
- De jongen heeft een steen gegooid.
- Er spelen wat kinderen op het strand.
- Er spelen enkele kinderen op het strand.
Hij is de jongen over wie we het laatst hadden.
Die jongen toonde geen angst.
Die jongen is erg intelligent.
- Die jongen is erg slim.
- Die jongen is erg intelligent.
Tom is een verwend kind.
Die jongen eet niet.
Ik ben geen kind meer.
Ze behandelden me als een kind.
Tom is nog een kind.
Deze jongen is mijn zoon.
De jongen ging naar school.
Hij is de vader van drie kinderen.
Er zijn veel kinderen in het park.
Beide kinderen werden gestraft.
- Kindermisbruik is strafbaar.
- Kindermisbruik is illegaal.
Wat een schattig kind!
Ik wil een kind zijn.
De jongen stopte zijn hand in zijn zak.
Het jongetje lag in zijn bed te slapen.
Tom is een geweldig kind.
Hoeveel kinderen zijn er?
- Ze verwacht een kind.
- Ze is zwanger.
Tom is een slim ventje.
Tom is een sterk kind.
Dat is het jongetje, dat ik gisteren heb gezien.
Dat jongetje lijkt op zijn vader.