Examples of using "¡llámame" in a sentence and their dutch translations:
- Telefoneer mij!
- Bel me op!
- Telefoneer mij!
- Bel me.
- Bel me op!
- Telefoneer mij!
- Bel me.
- Bel me op!
- Telefoneer mij!
- Bel me op!
- Telefoneer mij deze avond.
- Bel me vanavond.
Bel me morgen.
Noem mij Ismael.
Bel me later op!
Bel me op als je aangekomen bent.
Noem mij Ismael.
Bel me vanavond.
- Bel me.
- Bel me op!
Bel me eens op.
Bel me vanmiddag.
Bel me als je iets nodig hebt.
Bel me morgen.
- Bel me wanneer je maar wilt.
- Bel me wanneer u maar wilt.
- Bel me wanneer jullie maar willen.
- Bel me op elk moment.
- Bel me als je klaar bent om te gaan.
- Bel me als u klaar bent om te gaan.
- Bel me als jullie klaar zijn om te gaan.
Bel me op als je het vindt.
Bel mij morgen om 9 uur.
- Als je iets nodig hebt, bel dan gewoon.
- Als je wat nodig hebt, bel me gewoon.
Bel mij af en toe.
Als er iets gebeurt bel me onmiddellijk.
Roep me om zes uur morgenochtend.
- Bel me alsjeblieft om half zeven.
- Bel me alstublieft om half zeven.
Bel me om vier uur. Ik moet de eerste trein nemen.
Bel me alsjeblieft morgenochtend om zeven uur.
Bel me als je er klaar voor bent!