Examples of using "положила" in a sentence and their dutch translations:
Ze legde haar baby op het bed.
Ze legde haar baby op het bed.
Zij zette de vuile borden in de gootsteen.
Ze legde haar handen op zijn schouders.
Maria zette haar handtas op de keukentafel.
- Waar heb ik hem neergelegd?
- Waar heb ik het gestopt?
- Waar heb ik het neergelegd?