Examples of using "напитки" in a sentence and their dutch translations:
Zijn dranken gratis?
De drankjes waren gratis.
Ik ben de drankjes aan het uitdelen.
Hij verkoopt drankjes.
Tom houdt van ijskoude drankjes.
- Tom heeft verfrissingen meegebracht.
- Tom bracht verfrissingen mee.
Heeft u niet-alcoholische dranken?
De entreeprijs is inclusief drankjes.
Heeft u niet-alcoholische dranken?
We verkopen geen alcoholische dranken noch sigaretten aan personen onder de achttien jaar.