Examples of using "кота" in a sentence and their dutch translations:
- Zoek de kat.
- Vind de kat.
Ken heeft twee katten.
Ik heb twee katten.
Iedereen houdt van mijn kat.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
- Zoek de kat.
- Vind de kat.
Kijk naar de kat.
Het tapijt was bedekt met kattenhaar.
Toms hond doodde Maria's kat.
Ken heeft twee katten.
- Je hebt drie katten.
- U heeft drie katten.
- Jullie hebben drie katten.
Ik heb gisteren een kat in de zak gekocht.
Het kind streelt de kat.
Mijn vader staat me niet toe om een kat te hebben.
Maak geen slapende kat wakker.
Je kunt je kat niet naar school meebrengen.
Hij heeft twee katten.
De kat heeft twee oren.
Ik heb drie katten.
Tom heeft twee katten.
Tom heeft drie katten.
Tom heeft geen kat.
Je hebt drie katten.
Ze heeft twee katten. De ene is wit en de andere is zwart.
Het verhaal dat Tom mijn kat opat is niet waar.
Hij heeft twee katten: een zwarte en een witte.
Nieuwsgierigheid werd de kat fataal.
Ik heb een hond en twee katten.
Een kat heeft twee oren.
Ik heb twee katten.
Hij had twee katten: een zwarte en een witte.
Er dienen geen twee hanen op één erf.
Ze heeft twee katten. De ene is wit en de andere is zwart.
We hebben twee katten; de ene is wit en de andere zwart.