Examples of using "Кена" in a sentence and their dutch translations:
Ken heeft twee katten.
- Ik heb gestemd voor Ken.
- Ik heb voor Ken gestemd.
Ik heb Ken gisteren ontmoet.
Ken heeft twee katten.
Ken heeft een gitaar.
Ik heb Ken gisteren ontmoet.
Hij is veel ouder dan Ken.
Ik heb voor Ken gestemd.
Ik geloof Ken.
Ken heeft een witte hond.
Ken heeft twee katten.
Ken heeft niet meer dan tien boeken.
De hond van Ken is heel dik.
Ken heeft niet meer dan tien boeken.
Ken heeft meer boeken dan jij.