Examples of using "гамбургер" in a sentence and their dutch translations:
- Wil je een hamburger?
- Wilt u een hamburger?
- Willen jullie een hamburger?
Ik heb een hamburger voor je besteld.
Geef me alsjeblieft een hamburger.
Tom at een hamburger.
Ik at een hamburger.
Mag ik deze hamburger eten?
Ik heb een hamburger gegeten bij McDonald's.
Ik wilde alleen een hamburger.