Examples of using "братья" in a sentence and their dutch translations:
Mijn broers!
Zij zijn mijn broers.
Waar zijn je broers?
Bedankt, broeders.
Wij zijn broers.
- Het zijn broers.
- Zij zijn broers.
- Mijn broers!
- Broers!
- Broeders!
Zijn jullie broers?
Zijn ze broers?
Hebben je broers de wedstrijd gewonnen?
We zijn praktisch broeders.
Dit zijn mijn broers.
Zij zijn mijn broers.
Bob en Tom zijn broers.
Deze broers haten elkaar.
Heeft hij broers?
Hij en ik zijn broers.
We zijn bijna als broers.
Bob en Tom zijn broers.
Lieve broers en zussen!
Hindoes en moslims zijn allemaal gebroeders.
Mijn broers beschermen me.
Ik heb broers.
- Heb je broers?
- Heeft u broers?
- Hebben jullie broers?
Zijn jullie geen broers?
- Heeft u broers?
- Hebben jullie broers?
Heb je broers en zussen?
Heb je broers en zussen?
Lachen je broers en zussen graag?
Heb je broers en zussen?
Al mijn broers en zusters zijn groter dan ik.
Zijn jullie twee geen broers?
Hij is mijn beste vriend. Het is alsof we broers zijn.
Heb je broers en zussen?
Al mijn broers zijn in de oorlog gestorven.
Heeft ze broers of zussen?
Al mijn broers en zusters zijn groter dan ik.
De broers waren twaalf jaar na elkaar geboren.
Lachen je broers en zussen graag?
- Het zijn broers.
- Zij zijn zusters.
- "Heb je broers of zussen?" "Nee, ik ben enig kind."
- "Heb je broers of zussen?" "Neen, ik ben enig kind."
"Hallo broers, ik hoop dat het goed met jullie gaat.
- "Heb je broers of zussen?" "Nee, ik ben enig kind."
- "Heb je broers of zussen?" "Neen, ik ben enig kind."
- Wij zijn neven en nichten.
- Wij zijn neven.
- Het zijn neven en nichten.
- Ze zijn neven en nichten.
- Ze zijn neven.
- Het zijn neven.
We moeten samen leren leven als broeders, of we zullen samen sterven als dwazen.
- Niemand weet dat wij neven zijn.
- Niemand weet dat wij nichten zijn.