Examples of using "близнецы" in a sentence and their dutch translations:
We zijn tweelingen.
Wij zijn een tweeling.
De tweeling hielp.
De tweeling glimlachte.
Zijn jullie tweeling?
Zijn jullie echt tweelingen?
Ze hebben een tweeling.
Jean en Kate zijn een tweeling.
Hanni en Nanni zijn een tweeling.
Tom en John zijn een identieke tweeling.
Ze zijn geen tweeling.
Ik heb een tweeling.
De tweeling is zo gelijkend dat het bijna onmogelijk is de ene van de andere te onderscheiden.
Ze had een tweeling.