Examples of using "ангел" in a sentence and their dutch translations:
Je bent een engel!
Je bent een engel!
Dank je. Je bent een engel.
Angela is geen engel.
Ze is een engel.
Tom is een engel.
Je bent een engel!
- Je bent een engel!
- Je bent een engel.
Je bent mijn engel.
Tom is geen engel.
Dank je. Je bent een engel.
Ik ben geen engel.
Angela is geen engel.
Een slapend kind lijkt op een engel.
Ze zingt als een engel.
Hij spreekt op een engelachtige manier.
- Ik hou van jou, schatje.
- Ik hou van je, mijn engel.
De zwarte engel spreidde zijn gitzwarte vleugels wijd uit en vloog naar de hemel.