Translation of "Gatos" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Gatos" in a sentence and their dutch translations:

- Eu adoro gatos.
- Eu amo os gatos.
- Amo gatos.
- Eu amo gatos.
- Adoro gatos.

Ik hou van katten.

- Tenho dois gatos.
- Possuo dois gatos.

Ik heb twee katten.

- Ela adora gatos.
- Ele adora gatos.

Ze houdt van katten.

Gatos comem morcegos ou morcegos comem gatos?

- Eten katten vleermuizen, of eten vleermuizen katten?
- Eten katten vleermuizen of eten vleermuizen katten?

- Eu adoro gatos.
- Eu gosto de gatos.

Ik hou van katten.

- Eu tenho três gatos.
- Tenho três gatos.

Ik heb drie katten.

- Os gatos odeiam água.
- Gatos detestam água.

Katten haten water.

Ela adora gatos.

- Ze houdt van katten.
- Zij houdt van katten.

Gatos pegam ratos.

Katten vangen muizen.

Os gatos sonham?

Dromen katten?

Eu adoro gatos.

Ik hou van katten.

Tom odeia gatos.

Tom haat katten.

Tom adora gatos.

Tom houdt van katten.

Gatos são inteligentes.

Katten zijn slim.

Eu odeio gatos.

Ik haat katten.

Tenho três gatos.

Ik heb drie katten.

Gatos comem pão.

De kat eet brood.

Tenho dois gatos.

Ik heb twee katten.

- Eu tenho medo de gatos.
- Tenho medo de gatos.

Ik ben bang voor katten.

- Minha esposa odeia gatos.
- Minha mulher odeia os gatos.

Mijn vrouw haat katten.

- Eu mantenho treze gatos.
- Eu trato de treze gatos.

Ik heb dertien katten.

- Você prefere gatos ou cachorros?
- Tu preferes gatos ou cachorros?

Heb je liever katten of honden?

- Quantos gatos há nessa casa?
- Quantos gatos tem nessa casa?

Hoeveel katten zijn er in dit huis?

- Sua tia tem três gatos.
- A tia dele tem três gatos.
- A sua tia tem três gatos.

Zijn tante heeft drie katten.

Gatos normalmente odeiam cachorros.

Gewoonlijk hebben katten een hekel aan honden.

Ele tem dois gatos.

Hij heeft twee katten.

Minha esposa odeia gatos.

Mijn vrouw haat katten.

Eu amo os gatos.

Ik hou van katten.

Ela realmente adora gatos.

Ze houdt heel erg van katten.

Susan gosta de gatos.

Susan houdt van katten.

Os gatos estão ronronando.

De katten zijn aan het snorren.

Os gatos estão seguros.

De katten zijn veilig.

Os gatos estão miando.

- De katten miauwen.
- De katten zijn aan het miauwen.

Tom gosta de gatos.

Tom houdt van katten.

Você tem três gatos.

- Je hebt drie katten.
- U heeft drie katten.
- Jullie hebben drie katten.

Eu tenho treze gatos.

Ik heb dertien katten.

Ken tem dois gatos.

Ken heeft twee katten.

Gatos odeiam serem molhados.

Katten zijn niet graag nat.

Ela gosta de gatos.

Ze houdt van katten.

Tom tem dois gatos.

Tom heeft twee katten.

Tom tem três gatos.

Tom heeft drie katten.

Tom tem muitos gatos.

Tom heeft veel katten.

- Gatos são animais muito limpos.
- Os gatos são animais muito limpos.

Katten zijn heel propere beesten.

- Sua tia tem três gatos.
- A tia dele tem três gatos.

Zijn tante heeft drie katten.

Em resumo, os gatos são gatos, e seu mundo é o mundo dos gatos, de ponta a ponta.

Kortom, katten zijn katten, en hun wereld is de wereld van katten, van begin tot eind.

- Todos os seus gatos são cinza.
- Todos os teus gatos são cinzentos.

Al jouw katten zijn grijs.

- Gosto mais de gatos que de cachorros.
- Eu prefiro gatos a cães.

Ik heb liever katten dan honden.

Também há gatos em Marte.

- Ook op Mars zijn er katten.
- Er zijn ook katten op Mars.

Os gatos não comem bananas.

Katten eten geen bananen.

Eu tenho medo de gatos.

Ik ben bang voor katten.

Ela tem medo de gatos.

Ze is bang voor katten.

Ele é alérgico a gatos.

Hij is allergisch voor katten.

Ela é alérgica a gatos.

Zij is allergisch voor katten.

Os gatos têm nove vidas.

Katten hebben negen levens.

Gatos não gostam de cães.

Katten houden niet van honden.

Quantos gatos há nessa casa?

Hoeveel katten zijn er in dit huis?

Você gosta de gatos pretos?

- Houdt ge van zwarte katten?
- Hou je van zwarte katten?

Tom não gosta de gatos.

Tom houdt niet van katten.

Eu sou alérgico a gatos.

Ik ben allergisch voor katten.

Tu preferes gatos ou cachorros?

Heb je liever katten of honden?

Os gatos odeiam ficar molhados.

Katten hebben er een hekel aan om nat te zijn.

Ele é louco por gatos.

Hij is gek op katten.

Gatos odeiam aspiradores de pó.

- Katten haten stofzuigers.
- Katten hebben een hekel aan stofzuigers.

Os gatos não usam coleira.

Katten dragen geen halsband.

Os gatos precisam de amor.

Katten hebben liefde nodig.

Os gatos são muito engraçados.

Katten zijn erg grappig.

- Todos os gatos são cinza no escuro.
- De noite todos os gatos são cinza.
- À noite, todos os gatos são pardos.

's Nachts zijn alle katten grijs.

- Eu tenho treze gatos.
- Tenho treze gatos.
- Eu tenho treze gatas.
- Tenho treze gatas.

Ik heb dertien katten.

- Por isso não gosto de gatos.
- É por isso que eu desgosto dos gatos.

Daarom hou ik niet van katten.

- Ela tem um cachorro e seis gatos.
- Ele tem um cachorro e seis gatos.

- Hij heeft een hond en zes katten.
- Ze heeft een hond en zes katten.

- Eu adoro tanto os cachorros como os gatos.
- Eu adoro tanto cães quanto gatos.

Ik hou zowel van honden als van katten.

Por isso não gosto de gatos.

Daarom hou ik niet van katten.

Os gatos conseguem enxergar no escuro.

Katten kunnen in het donker zien.

Os gatos têm medo de água.

De katten zijn bang voor water.