Examples of using "Fruta" in a sentence and their dutch translations:
- Ik eet fruit.
- Ik ben fruit aan het eten.
Ik eet fruit.
Het fruit bedierf.
Bedankt voor het fruit.
Ik zie de vrucht.
Eet alsjeblieft meer fruit.
- Je houdt van fruit.
- U houdt van fruit.
- Jullie houden van fruit.
Ik eet een ananas.
De vrucht is geel.
Dit fruit smaakt niet goed.
Kinderen willen vruchtensap.
Mijn vader eet niet veel fruit.
Ik hou van fruit.
- De mango is de nationale vrucht van verschillende landen.
- De mango is de nationale vrucht van diverse landen.
- De mango is de nationale vrucht van meerdere landen.
Sap en fruit zijn als tussendoortje.
De beer eet dus een hoop nootjes... ...veel fruit...
- Wilt ge fruitsap?
- Wil je fruitsap?
- Wil je een vruchtensap?
Stop met een vork een stukje fruit in de gesmolten chocolade.
Mijn vader eet niet veel fruit.