Examples of using "'meus" in a sentence and their dutch translations:
Ze zijn van mij!
Gecondoleerd!
Ik ben mijn vrienden kwijt.
Mijn voeten doen pijn.
Mijn voeten zijn koud.
Waar is m'n bril?
Ik put kracht uit mijn goede vrienden.
Ik heb mijn plannen opgegeven.
Ik heb mijn bril kapotgemaakt.
Dat zijn mijn boeken.
Dit zijn mijn potloden.
Ik heb mijn schoenen gevonden.
- Gefeliciteerd.
- Proficiat!
- Gefeliciteerd!
- Chapeau!
- Bravo!
Mijn ouders zijn dood.
Mijn ouders waren woedend.
- Waar is m'n bril?
- Waar is mijn bril?
Dat zijn mijn cd's.
Ik ken mijn buren niet.
Ik heb pijn aan mijn ogen.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Dat zijn mijn cd's.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Die boeken zijn van mij.
Ik heb vermoeide ogen.
Wat doen mijn grootouders?
Mijn ouders zijn oud.
- Mijn schoenveters schoten los.
- Mijn veters waren losgeraakt.
- Gefeliciteerd.
- Proficiat!
- Gefeliciteerd!
- Chapeau!
- Bravo!
- Respect!
Mijn ogen zijn rood.
Waar zijn mijn horloges?
Mijn ogen zijn blauw.
Ik zoek mijn vrienden.
Mijn God is nog groter!
Mijn ogen doen pijn.
- Ik sloot mijn ogen.
- Ik deed mijn ogen dicht.
Sorry, maar ik heb mijn eetstokjes laten vallen.
Beiden zijn mijn collega's.
Ik ga me omkleden.
Jullie zijn mijn vrienden.
Deze zijn de mijne.
Mijn ouders houden van me.
Mijn broers beschermen me.
Mijn ouders zijn Spaans.
Zij zijn mijn broers.
Jullie zijn mijn gasten.
Jullie zijn mijn helden.
Deze boeken zijn mijn boeken.
Deze boeken zijn van mij.
Ik hou van mijn ouders.
Beiden zijn mijn collega's.
Mijn ogen zijn groen.
Ik ben trots op mijn kinderen.
Mijn ogen zijn een oceaan waarin mijn dromen weerspiegelen.
Ik heb pijn aan mijn ogen.
Ik denk aan mijn kinderen.
Mijn kinderen gaan vroeg naar bed.
Mijn ouders zijn geweldig.
Ik woon hier met mijn ouders.
Deze boeken zijn van mij.
Ik heb het met eigen ogen gezien.
Stop met schreeuwen in mijn oor.
Dat zijn mijn boeken.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Waar zijn mijn sigaretten?
Mary masseerde mijn schouders.
Waar zijn mijn boeken?
Mijn schouders doen pijn.
Mijn vrienden hebben me eergisteren bezocht.
Ik heb een hekel aan mijn buren.
Mijn schoenen zijn bruin.
- Mijn ouders zien mij heel graag.
- Mijn ouders houden echt van mij.
Mijn knieën kraken als ik ren.
Hij is in mijn armen gestorven.
Ik heb al mijn vrienden uitgenodigd.
Waar is mijn bril?
Mijn ouders zijn geweldig.