Examples of using "Zrobił" in a sentence and their dutch translations:
Hij heeft het niet gedaan.
- Wie heeft het gedaan?
- Wie deed het?
Hij heeft het zelf gedaan.
- Tom maakte ontbijt.
- Tom heeft ontbijt gemaakt.
- Wat heeft Jean gedaan?
- Wat heeft Jean gemaakt?
Wat heeft Tom gedaan?
Wat wilt ge dat ik doe?
Wie heeft dit plan gemaakt?
- Wie heeft je dit aangedaan?
- Wie heeft je dat aangedaan?
Tom heeft het niet gedaan.
Tom deed het expres.
Tom deed het expres.
Hij deed het voor geld.
Wie heeft die doos gemaakt?
- Wat heb je vandaag gedaan?
- Wat hebben jullie vandaag gedaan?
Tom heeft het zelfde ding gedaan.
Tom heeft dat al gedaan.
Waarom heeft Tom dit gedaan?
Dat is de reden waarom hij het gedaan heeft.
De spionagebazaar is mondiaal geworden.
Ik weet dat hij het gedaan heeft.
- Wat zoudt ge doen in mijn plaats?
- Wat zoudt gij doen in mijn plaats?
- Wat zou je in mijn plaats doen?
- Wat zou jij in mijn plaats doen?
Wat zou u doen als u een spook zou zien?
Hij maakte een boekenplank voor haar.
Dat zou een Japanner nooit doen.
Hij heeft geen fout gemaakt.
Ik weet niet wat ik zonder jou zou aanvangen.
Ik weet niet wat Tom ermee heeft gedaan.
Hij deed het en zelfs in haar aanwezigheid.
Ik ben zeer benieuwd te weten waarom hij zoiets deed.
Denkt ge dat hij de fout met opzet gemaakt heeft?
- Dat zou een Japanner nooit doen.
- Een Japanner zou zoiets nooit doen.