Examples of using "Wrócił" in a sentence and their dutch translations:
Het mannetje is terug.
Hij is net teruggekomen.
- Hij kwam twee dagen later terug.
- Hij kwam twee dagen later weer terug.
Hij is naar Japan teruggekeerd.
Hij is teruggekomen uit China.
- Is Tom teruggegaan?
- Is Tom al terug?
Hij kwam terug uit Amerika.
Hij kwam terug uit Canada.
Is hij al terug?
Hij kwam gisteren terug uit het buitenland.
Hij is net vanuit het buitenland terug.
Hij kwam net terug van de bibliotheek.
- Hij kwam twee dagen later terug.
- Hij kwam twee dagen later weer terug.
Hij is onlangs teruggekomen uit Frankrijk.
Vader is genezen.
Hij kwam laat in de avond thuis.
Wanneer ben je uit Londen teruggekomen?
Na een afwezigheid van tien maanden keerde hij terug naar huis.
Tom kwam gisteravond dronken thuis.
Geen van zijn ouders is teruggekeerd, dus gaat hij ze zoeken.
Ik heb Rik niet gezien sedert hij terug is uit Nieuw-Zeeland.