Examples of using "Pływa" in a sentence and their dutch translations:
- Hij is aan het zwemmen.
- Hij zwemt.
- Ze is aan het zwemmen.
Ze is aan het zwemmen.
Tom zwemt.
Naoko zwemt.
Ze is een goed zwemster.
Hij kan heel snel zwemmen.
Tom zwemt heel snel.
Vet drijft bovenop.
Hoe snel zij zwemt!
Ze zwemt in het geld.
Ik zag hem zwemmen.
- De hond van Tom kan goed zwemmen.
- Toms hond kan goed zwemmen.
Eigenlijk kan hij niet goed zwemmen.
Meestal is ze aan het vooruitschieten of kruipen of zwemmen.