Examples of using "Kota" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb geen kat.
- Zoek de kat.
- Vind de kat.
- Ik heb een kat.
- Ik heb een poes.
Een hond rende achter een kat aan.
Ik heb een witte kat.
Ik heb geen kat.
We hebben een witte kat.
Ik wil die kat.
Kijk naar de kat.
Tom had een kat.
Ik heb een kat en een hond.
Ik heb een hond en een kat.
Behandel de kat goed!
We hebben een kat en een hond.
Ik moet mijn kat een bad geven vandaag.
Hij heeft een witte kat.
Tom heeft geen kat.
Tom heeft een zwarte kat.
Ze heeft een witte kat.
Ik heb liever een kat dan een hond.
Gooi geen steen naar een kat.
Ik heb gisteren een kat in de zak gekocht.
Dat lijkt me haar van een katachtige.
Hij heeft een kat en twee honden.
Dit soort katten hebben geen staart.
Zij heeft een kat. De kat is wit.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Met de grootte van een huiskat is ze een goede maaltijd.
Ze heeft een kat. Die kat is wit.
En als het hier van een katachtige is... ...betekent dat waarschijnlijk jaguars.
...maar wie sluit zich bij de wilde katachtige aan... ...in de ultieme finale?
Ik heb een kat en een hond. De kat is zwart, en de hond wit.