Examples of using "Sandwich" in a sentence and their dutch translations:
- Wilt u nog een sandwich?
- Wil je nog een sandwich?
Hoeveel belegde broodjes zijn er nog over?
Ik at een broodje kalkoen.
- Kun je mijn sandwich door het midden snijden?
- Kun je mijn sandwich door midden snijden?
- Kun je mijn boterham door midden snijden?
Zij eten een boterham.
- De zuster van George heeft me een paar sandwiches gemaakt.
- George's zuster heeft een paar sandwiches voor me gemaakt.
Ik heb mijn broodje nog niet op.
Hoeveel belegde broodjes zijn er nog over?
De meisjes eten hun sandwiches.
Tom at een broodje tonijn.
- De zuster van George heeft me een paar sandwiches gemaakt.
- George's zuster heeft een paar sandwiches voor me gemaakt.
Wat ik nou wil eten is een sandwich.
- De zuster van George heeft me een paar sandwiches gemaakt.
- George's zuster heeft een paar sandwiches voor me gemaakt.