Examples of using "Polizia" in a sentence and their dutch translations:
- Roep de politie!
- Bel de politie!
Politie!
Zal de politie komen?
Roep de politie!
Je wordt gezocht door de politie.
De politie arresteerde hem.
Waarom bel je de politie?
Wil je dat ik de politie bel?
We hebben de politie gebeld.
De politie is hier.
Zal de politie komen?
Waar was de politie?
Help! Politie! Help!
Ik ga de politie bellen.
De politie verdacht hem.
De politie arresteerde de verdachte.
De politie doet onderzoek naar de moord.
De politie is hier.
Tom gaat de politie bellen.
De politie beschuldigde hem van diefstal.
De politie zal jullie dwingen de kogels te vinden.
- Ik denk dat je misschien de politie moet bellen.
- Ik denk dat je de politie misschien moet bellen.
- De politie heeft de fiets van Tom gevonden.
- De politie heeft Toms fiets gevonden.
De politie hield enkele verdachten aan voor verhoor.
Bel de politie in geval van nood.
Bel de politie in geval van nood.
Tom heeft geen vertrouwen in de politie.
- De politie zoekt de dief.
- De politie is op zoek naar de dief.
De politie hield hem onder arrest.
De politie vond geen aanwijzingen.
in afwachting van de politiewagens.
ondanks het ongekende politiegeweld,
Tom vreest dat de politie hem wil aanhouden.
De politie onderzoekt de oorzaak van het ongeval.
De politie arresteerde de zakkenroller op heterdaad.
Waar is het dichtstbijzijnde politiebureau?
Tom vertelde de politie wat er gebeurd was.
Wees niet bang, ik zal het niet aan de politie vertellen.
De politie geloofde zijn verhaal niet.
De politie heeft Toms auto doorzocht.
Vind je niet dat we de politie moeten bellen?
dat ze hen zouden meenemen naar het politiebureau,
De politie denkt dat Mary haar man heeft vergiftigd.
De politie verdenkt hem van bankroof.
Tom was bij de NYPD.
De politie kon de crimineel vinden.