Examples of using "Gesù" in a sentence and their dutch translations:
- Jezus haat je.
- Jezus haat u.
- Jezus haat jullie.
Jezus huilde.
- Hemeltjelief!
- Jezus Christus!
Jezus werd geboren in Bethlehem.
Jezus was een socialist.
Hoe wordt Jezus afgebeeld in de Koran?
Bedankt, Jezus.
Jezus Christus bekeerde zich tot het boeddhisme.
Jezus heeft buikspieren van staal.
Ik ben Jesus, die je vervolgt.
Jezus werd geboren in de tijd van koning Herodes.