Examples of using "«ho" in a sentence and their dutch translations:
- Ik begreep het.
- Ik begreep.
Ik heb gedanst.
Ik heb honger.
Ik heb een auto.
Ik heb geen honger, ik heb dorst.
Ik gehoorzaamde.
Ik heb een auto.
- Ik ben 18 jaar.
- Ik ben achttien jaar oud.
- Ik ben achttien jaar.
- Ik ben achttien.
- Ik heb een vriend.
- Ik heb een vriendin.
Ik heb hier gewoond.
Ik ben 20 jaar oud.
Ik heb geld.
- Ik heb een uitslag.
- Ik heb een huiduitslag.
Ik heb een vriendin.
Ik heb een vriend.
Ik loog tegen je.
Ik heb twee auto's.
Ik heb honger omdat ik geen ontbijt heb gehad.
Ik heb geen geld, maar ik heb dromen.
Ik ben bang.
Ik verloor.
Ik ben dertig jaar oud.
Heb ik gelijk?
- Ik heb hoogtevrees.
- Ik heb acrofobie.
Heb ik gewonnen?
Ik heb gelijk.
Ik ben klaar.
Ik droeg bij.
Ik vergat.
Ik heb het warm.
Ik heb astma.
Ik heb dorst.
Ik antwoordde.
Ik heb gewonnen.
Ik bad.
Ik heb slaap!
Ik heb migraine.
Ik heb gefaald.
Ik heb gewacht.
Ik heb immuniteit.
Ik heb tijd.
- Ik hielp.
- Ik heb geholpen.
Ik heb epilepsie.
Ik heb broers.
Ik heb gezondigd.
Ik heb artritis.
Ik heb twee auto's.
- Ik ben 18 jaar.
- Ik ben achttien jaar oud.
Ik ben 25 jaar oud.
Ik heb veel foto's.
Ik maakte je wakker.
Ik heb niets.
- Ik hoorde jou.
- Ik hoorde jullie.
- Ik hoorde u.
Ik heb genoeg geld.
Ik heb drie neven.
Ik heb geen geld.
Ik heb brood.
- Ik zag hen.
- Ik heb hen gezien.
Ik ben iets vergeten.
- Ik heb twee nichtjes.
- Ik heb twee neefjes.
Ik heb veel geld.
Ik heb geld.
Ik heb weinig geld.
Ik heb wijn.
Ik ben 24.
- Ik heb een kat.
- Ik heb een poes.
Ik heb bier.
Ik heb een tweeling.
Ik ben winderig.
Ik heb tien pennen.