Examples of using "Sót" in a sentence and their dutch translations:
- Kunt u mij het zout even aangeven?
- Geef me het zout alsjeblieft.
- Geef me even het zout door, alsjeblief.
- Geeft u me het zout door, alstublieft.
- Geef me het zout door, alstublieft.
- Kunt u me het zout aangeven, alstublieft?
- Kunt u mij het zout even aangeven?
- Kunt u me het zout aangeven, alstublieft?
- Geef me het zout alstublieft.
- Zou je zo aardig willen zijn het zout door te geven?
- Zou u zo aardig willen zijn het zout door te geven?
Geef me het zout alstublieft.
Geef me het zout alsjeblieft.
Mary kookt zonder zout.