Examples of using "Mennem" in a sentence and their dutch translations:
lk moet gaan.
Ik moet nu gaan.
Ik moet gaan slapen.
Ik moest gaan.
Ik moet gaan.
- Moet ik weg?
- Moet ik weggaan?
Ik moet ervandoor.
Ik moet naar de wc.
Ik moet naar de wc.
Het is laat, ik moet gaan.
Ik moet in het centrum.
Ik moet naar huis gaan.
Ik moet nu gaan.
Ik moet terug.
Ik moet naar de moskee gaan.
- Ik moet gaan slapen.
- Ik moet naar bed.
Jongens, ik moet ervandoor.
Ik moet nu gaan.
Ik moet naar de bank.
- Ik moet gaan slapen.
- Ik moet naar bed.
- Ik moet gaan winkelen.
- Ik moet boodschappen gaan doen.
Ik moet naar Boston.
Ik moet alleen gaan.
Ik moet onmiddellijk vertrekken.
Ik moet naar het werk.
Ik moet gaan slapen.
Ik moet gaan winkelen.
Ik moet naar het toilet.
Mag ik gaan?
Waarom moet ik naar school?
Vind jij dat ik alleen zou moeten gaan?
- Het is laat, ik moet gaan.
- Het wordt laat, ik moet gaan.
Ik moet naar de bank.
Ik moet hem gaan zien.
Moet ik naar het feestje gaan?
Ik moet plassen!
- Ik moet dringend gaan pissen.
- Ik moet dringend gaan plassen.
Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.
Ik moet naar de apotheek.
Ik moet gaan.
Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.
- Ik moet gaan slapen.
- Ik moet naar bed.
Ik denk dat ik ga slapen.
Ik moet daarheen, wat je er nu ook over denkt.
en dat ik direct naar het ziekenhuis moest komen.
Ik moet gaan, zelfs wanneer het regent.
Helaas moet ik maandag naar de dokter.
- Hoewel het regende, moest ik toch naar buiten gaan.
- Hoewel het regende, moest ik toch naar buiten.
Ik moet mijn haar binnenkort laten knippen.
Ik moet gaan, zelfs wanneer het regent.
Ik moet gaan want iemand wacht op me buiten.
- Nee. Ik moet helaas weer vroeg terug.
- Nee. Het spijt me, maar ik moet vroeg terug.
Ik moest terug want ik vergat mijn papieren.
Ik moet boodschappen gaan doen, ik ben er over een uur weer.
Ik moet morgen naar Denemarken gaan.
Ik ging elke dag om haar omgeving beter te leren kennen.
Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.
Ik moet boodschappen gaan doen, ik ben er over een uur weer.
Ik moest onder een boom gaan schuilen voor de regen.
Tom zei tegen me dat ik beter gelijk weg kon gaan.
Ik probeer te vermijden na zonsondergang het bos in te gaan.