Examples of using "Hóembert" in a sentence and their dutch translations:
Laten we een sneeuwpop maken.
Ze hebben samen een sneeuwpop gebouwd.
Wie heeft de sneeuwpop gemaakt?
Ik heb een sneeuwman gemaakt.
- Ik heb een sneeuwman gemaakt.
- Ik heb een sneeuwpop gemaakt.
Ik maak een sneeuwpop.
- Wil je een sneeuwpop bouwen?
- Wilt u een sneeuwpop bouwen?
- Willen jullie een sneeuwpop bouwen?
- Het is plezant een sneeuwman te maken in de winter.
- Het is leuk om een sneeuwpop te bouwen in de winter.
De kinderen bouwen een sneeuwpop.
De kinderen hebben een reusachtige sneeuwman gemaakt.
De kinderen hebben een reusachtige sneeuwman gemaakt.
- Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwpop.
- Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwman.
- Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwpop.
- Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwman.