Examples of using "éppen" in a sentence and their dutch translations:
Je kwam precies op tijd.
- Ik was cake aan het bakken.
- Ik was een cake aan het bakken.
- Hij is aan het eten.
- Hij eet.
Hij rent.
- Ik ben aan het koken.
- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.
- Ik zit nu in bad.
- Ik ben nu een bad aan het nemen.
- Ik ben aan het baden.
Ik heb zojuist ontbeten.
Ik lees.
Ik neem een douche.
Ze is net vertrokken.
Ik was aan het hoesten.
Ze zit net aan het middagmaal.
We zijn aan het lunchen.
Ik ben aan het praten.
Hij staat onder de douche.
We zijn aan het barbecueën.
Ik ben aan het hoesten.
Zijt ge een brief aan het schrijven?
Ze bespreken het probleem.
- Ik was toen aan het douchen.
- Ik stond toen onder de douche.
Hij is aan het eten.
Zij keken tv.
Ze staan op het punt weg te gaan.
Ik ben aan de telefoon.
Tom hijgt.
We kopen filmkaartjes.
We ontmoetten elkaar gisteren nog.
Wat ben je aan het doen?
Ze luisterden naar de radio.
- Het is op deze plek gebeurd.
- Het heeft hier plaatsgevonden.
Ik ben naar muziek aan het luisteren.
- We ontbijten.
- We hebben ontbijt.
Ze stond op het punt om te vertrekken.
Ik was aan het lunchen.
Zij las.
Hij was een krant aan het lezen.
Ik leer.
Je arriveerde precies op tijd.
Tom speelt nu de viool.
Tom is iets aan het schrijven.
Tom werkt.
- Het regende.
- Het was aan het regenen.
Mijn vrouw is nu aan het koken.
Ze zijn zojuist aangekomen.
Ze heeft net gebeld.
Carol studeert Spaans.
Ik ben net thuisgekomen.
Ik heb net met Tom ontbeten.
Wat is ze aan het drinken?
- Ik heb het net gedaan.
- Ik heb het nu net gedaan.
Ze is net twintig geworden.
Hij was zojuist gearriveerd.
Ik ben net opgestaan.
Ik ben hier net aangekomen.
Op dit moment ben ik een biertje aan het drinken.
We waren juist op tijd voor de laatste trein.
Mijn vader repareert mijn kapotte fiets.
Mary is net thuisgekomen.
- Wat eet je?
- Wat eet u?
Het is nu ergens vijf uur.
U kocht brood.
- Ze zijn appels aan het eten.
- Zij eten appels.
Ze koopt boeken in de boekwinkel.
Vandaag is het woensdag. Ik lees.
Millie eet een banaan.
Tom is net vertrokken.
Tom melkt de koeien.
Dat was niet erg romantisch.
Tom doet niets.
Ik heb net gedoucht.
Wat denk je dat ik aan het doen was?
- Tom was net klaar met avondeten.
- Tom had net zijn avondeten op.
Ik heb niet genoeg geld voor het ogenblik.
Wat jij doet is illegaal.
Hij leest een boek.
Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
- Ik ben zojuist uit Groot-Brittannië gekomen.
- Ik kwam juist terug uit Groot-Brittannië.
Zij eet een appel.
Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
Hij kijkt tv.
- De bus is juist vertrokken.
- De bus is net vertrokken.
De temperatuur is net boven het vriespunt.
Het tegenovergestelde is waar.
Ik heb zojuist geluncht.
- Ik heb juist gegeten.
- Ik ben net klaar met eten.
Ik ben pas aangekomen in het station.
Ik ben mijn winkel aan het sluiten.
En daarom heb ik als artiest een favoriet instrument: abstractie.
Zodat zij begrijpen wat er gebeurt.
- De kat eet.
- De kat is aan het eten.