Examples of using "Pläne" in a sentence and their dutch translations:
Hij heeft plannen.
Tom heeft plannen.
Ze heeft plannen.
Maria heeft plannen.
Heb jij plannen?
Ik heb hoe dan ook geen plannen.
- Heb je enige plannen?
- Heb jij plannen?
Ik heb mijn plannen opgegeven.
Onze plannen nemen vorm aan.
Ik heb geen specifieke plannen.
Tom besprak zijn plannen met Mary.
Waarom heeft hij zijn plannen veranderd?
Heb jij plannen deze avond?
Ik heb andere plannen voor hem.
- Ik laat Tom mijn plannen niet verijdelen.
- Ik zal Tom mijn plannen niet laten verijdelen.
Hij heeft geen plannen voor zijn pensioen.
Maar het luipaard, duidelijk in paniek, heeft andere ideeën.
Een ziekte dwarsboomde zijn reisplannen.
Hadden ze geweten wat er ging gebeuren, dan hadden ze hun plannen veranderd.
Hoe aangenaam is het te dromen, als we onze plannen niet moeten realiseren.
Plannen om zich bij het familiebedrijf aan te sluiten liepen door de Franse Revolutie, toen Suchet, een
Leven is wat er met je gebeurt terwijl je bezig bent met andere dingen.