Translation of "Betreten" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Betreten" in a sentence and their dutch translations:

- Rasen betreten verboten.
- Betreten des Rasens verboten.

Verboden het gras te betreden.

Betreten des Rasens verboten.

- Verboden het gras te betreden.
- Verboden op het gras te lopen.

Wir betreten den Klassenraum.

We gaan het klaslokaal binnen.

Wir betreten das Klassenzimmer.

We gaan het klaslokaal binnen.

Betreten des Rasens verboten!

Verboden op het gras te lopen.

Wir betreten also die Höhle?

Dus we dalen af de grot in?

Du willst den Minenschacht betreten?

Dus je wilt dat ik de mijngang in ga?

Ich habe Alexanders Laden betreten.

Ik ging de winkel van Aleksander in.

Er hat das Zimmer betreten.

Hij ging de kamer binnen.

Ich sah den Mann das Zimmer betreten.

Ik zag de man de kamer binnengaan.

Stellen Sie sich vor, Sie betreten eine Küche.

Je komt de keuken in,

Unbefugten ist das Betreten des Geländes nicht gestattet.

Onbevoegden zijn niet toegestaan op het terrein.

Es ist keinem Studenten erlaubt, das Zimmer zu betreten.

- Er mogen geen studenten in de kamer.
- In de kamer mogen er geen studenten.
- Studenten mogen de kamer niet binnen.

Es ist wunderbar, mit einer 45er eine Bank zu betreten.

Het is prachtig om een bank in te gaan met een .45.

Müssen wir die Schuhe ausziehen, wenn wir das Haus betreten?

Moeten we onze schoenen uittrekken vooraleer het huis binnen te gaan?

Müssen wir die Schuhe ausziehen, bevor wir das Haus betreten?

Moeten we onze schoenen uitdoen voor we het huis binnengaan?

Wir sollten die Schuhe ausziehen, bevor wir das Haus betreten.

We moeten onze schoenen uitdoen, voor we in het huis binnengaan.

Auf dem Schild im Park hieß es: "Grünflächen nicht betreten!"

Op het bordje in het park stond geschreven "Niet op het gras lopen!"

Wir müssen die Schuhe ausziehen, bevor wir das Haus betreten.

We moeten onze schoenen uitdoen, voor we in het huis binnengaan.

- Ich habe Alexanders Laden betreten.
- Ich ging in das Geschäft von Alexander.

Ik ging de winkel van Aleksander in.

- Ich sah ihn das Zimmer betreten.
- Ich sah ihn ins Zimmer gehen.

Ik zag hem de kamer binnengaan.

Er sagt er habe das Zimmer nicht betreten, das ist eine Lüge.

Hij zei dat hij de kamer niet binnen geweest was: dat is een leugen.

Es standen im Park viele Schilder mit der Aufschrift „Den Rasen nicht betreten!“

Er stonden veel bordjes in het park met het opschrift “Het gras niet betreden!”

- Tom hat als Erster den Raum betreten.
- Tom betrat das Zimmer als erster.

- Tom was de eerste om de kamer te betreden.
- Tom kwam als eerste de kamer binnen.

- Das kleine Mädchen betrat das Zimmer.
- Das kleine Mädchen hat das Zimmer betreten.

Het kleine meisje kwam de kamer binnen.

- Er kam in das Zimmer.
- Er betrat das Zimmer.
- Er hat das Zimmer betreten.

- Hij ging de kamer binnen.
- Hij kwam de kamer binnen.

An der Tür hängt ein Schild mit der Aufschrift „Betreten nur auf eigene Gefahr!“

Op de deur staat een bordje met de tekst "Toegang op eigen risico!"

- Vor dem Betreten des Hauses bitte Schuhe ausziehen.
- Ziehe deine Schuhe aus, bevor du ein Haus betrittst.

Je moet je schoenen uittrekken voordat je een huis binnengaat.

- Ich ging ins Café.
- Ich betrat das Café.
- Ich bin ins Kaffeehaus gegangen.
- Ich habe das Café betreten.

Ik ging het koffiehuis binnen.

- Das Mädchen betrat das Zimmer.
- Das kleine Mädchen betrat das Zimmer.
- Das kleine Mädchen hat das Zimmer betreten.

Het kleine meisje kwam de kamer binnen.

Es war eine gute Entscheidung, die unterirdische Mine zu betreten. Und wir haben eines der Tiere gefunden, nach denen wir suchen,

De verlaten mijn ingaan was een goed idee. En we hebben een van de dieren gevonden waar we naar zochten...

- Ich ging in die neue Geschäftsstelle.
- Ich betrat die neue Geschäftsstelle.
- Ich bin in das neue Büro gegangen.
- Ich habe das neue Büro betreten.

Ik ging binnen in het nieuwe kantoor.

Beim Betreten des Raumes bemerkte er, dass auf dem Schreibtisch eine Kerze brannte. Er erinnerte sich, dass die Kerze zuvor noch nicht da war.

Bij het binnengaan van de kamer bemerkte hij dat er een kaars brandde op tafel. Hij herinnerde zich, dat die kaars daar tevoren niet was.