Examples of using "Aßen" in a sentence and their dutch translations:
Ze hebben gegeten.
We aten wat schildpadsoep.
We hebben eieren gegeten.
Zij aten vis.
We hebben geluncht.
We aten een paar appels.
- We hebben samen geluncht.
- We zijn samen gaan lunchen.
Ze hebben gegeten.
We aten aardappelsoep.
We hebben ontbeten.
We hebben geluncht.
We aten vegetarische lasagne.
We hadden spek en eieren.
om de studenten te ontmoeten, en na afloop hebben we samen geluncht.
Nadat ze de krukas hadden vervangen, aten ze een groenteroerbak op z'n Japans.
De boomgaard, wiens prachtige vegende takken met fruit naar de grond hingen, bleek zo heerlijk dat de kleine meiden er de hele middag in doorbrachten. Ze zaten in een grasveldje waar het groen de vorst bespaard was gebleven en de zachte, warme najaarszon aanhoudend scheen en aten appels en praatten zo luid als ze konden.