Examples of using "Veste" in a sentence and their dutch translations:
Hij legde zijn mantel af.
Ze gaf hem zijn jas.
De spijker scheurde zijn jas.
Ze gaf hem zijn jas.
- Ik hou niet van dat jasje.
- Ik vind deze jas niet leuk.
Hij legde zijn mantel af.
Ik vind het rode jasje niet leuk.
Hij hing zijn jas aan een kapstok.
Ik zoek een jas in mijn maat.
Er zitten knopen op het jasje.
Wie is de vrouw met de bruine jas?
Mijn jas is belangrijk voor me. Daarmee houd ik mijn kern warm.
Tom draagt vaak een spijkerbroek en een leren jas.
Hij faalde.
Ik ga niet graag buiten zonder jasje op een zo koude dag.
Ze gaf hem zijn jasje, opende vervolgens de deur en vroeg hem te vertrekken.
Er zat een blonde haar op zijn colbert, dus zijn roodharige vrouw vroeg zich af, van wie die dan wel was.
Zo de wind waait, waait z'n jasje.