Examples of using "Thinks" in a sentence and their dutch translations:
Dat denkt niemand.
Dat denkt niemand.
- Wie denkt dat?
- Wie vindt dat?
Iedereen denkt dat.
Tom vindt dat belachelijk.
Tom waant zich onoverwinnelijk.
- Tom vindt je leuk.
- Tom vindt je schattig.
Tom denkt dat we gek zijn.
Tom denkt dat ik jaloers ben.
Tom denkt dat Mary boos is.
Hij denkt nog steeds dat we vrienden zijn.
- Hij denkt dat hij alles weet.
- Hij gelooft dat hij alles weet.
- Niemand denkt dat je een lafaard bent.
- Niemand denkt dat u lafhartig bent.
Dat denkt niemand.
Iedereen denkt dat ik dood ben.
Tom waant zich onoverwinnelijk.
Tom denkt dat ik jaloers ben.
Tom vindt dat belachelijk.
Tom denkt dat we gek zijn.
Iedereen vindt haar aardig.
Tom denkt er ook zo over.
Ze denkt dat ze altijd gelijk heeft.
- Hij denkt dat hij alles weet.
- Hij gelooft dat hij alles weet.
Tom denkt dat Mary zal weggaan.
Tom denkt dat ik een idioot ben.
Tom gelooft dat hij de wijsheid in pacht heeft.
Tom denkt dat Maria John heeft vermoord.
Ze denkt dat ze een genie is.
- Niemand denkt dat je een lafaard bent.
- Niemand denkt dat u lafhartig bent.
Hij denkt dat zijn leven saai is.
Hij denkt dat ik verliefd ben op haar.
Ze denkt dat ze een genie is.
Tom heeft een hoge pet op van zichzelf.
- Hij denkt dat hij alles weet.
- Hij gelooft dat hij alles weet.
Iedereen denkt dat ik gek aan het worden ben.
Tom denkt aan zijn toekomst.
Mijn vrouw denkt dat ik gek ben.
Tom denkt altijd aan eten.
Iedereen denkt hetzelfde.
Iedereen denkt erover om de wereld te veranderen, maar niemand denkt erover om zichzelf te veranderen.
Tom denkt dat het hier spookt.
Tom denkt dat alles hem aangaat.
Tom vindt dat Maria geen gezond verstand heeft.
Tom denkt dat het spookt in zijn huis.
- Tom denkt dat ik weg moet.
- Tom vindt dat ik weg moet.
Tom denkt dat Mary mee zal werken.
Tom gelooft dat hij de wijsheid in pacht heeft.
Tom denkt dat Maria naar Australiƫ is gegaan.
Tom denkt dat Maria in Australiƫ was.
Tom denkt dat Maria in Australiƫ is.
Ze denkt dat ze altijd gelijk heeft.
Tom vindt dat het naar kip smaakt.
Mary denkt dat vechtsporten dom zijn.
Hij denkt dat hij het kan bewijzen.
Tom denkt dat het hier spookt.
Tom denkt dat Mary zal weggaan.
Tom vindt dat Maria geen gezond verstand heeft.
Tom is slimmer dan Maria denkt.
Tom denkt dat ik weg moet.
Tom gelooft dat hij de wijsheid in pacht heeft.
Hij gelooft dat hij alles weet.
- Mary denkt dat ze een goede zangeres is.
- Mary vindt dat ze een goede zangeres is.
Sami denkt dat Layla een spion is.
Hij denkt dat zijn leven saai is.
Maria vindt dat jullie elk gesprek domineren.
Een wijze zegt nooit alles wat hij denkt, maar overdenkt steeds alles wat hij zegt.
Tom denkt dat hij weet waar Mary naartoe is.
Tom denkt dat hij de wereld kan redden.
Tom denkt dat Maria nog altijd in Boston is.
Hij denkt dat ik verliefd op haar ben.
Ik bereid mijn gedachten ver vooruit.