Examples of using "Pen" in a sentence and their dutch translations:
Dit is een pen.
Waar is de pen?
Dat is mijn pen niet.
Is dit jouw pen?
Wiens schrijfgerei is dat?
Hoeveel kost deze pen?
Mijn pen is gestolen.
Heb je een pen?
Ik heb een pen.
Mijn balpen is nieuw.
Van wie is deze pen?
Schrijf met een pen.
Ik heb een pen nodig.
Van wie is deze pen?
John heeft een pen.
Dit is een pen.
- Is dit jouw pen?
- Is dit uw pen?
- Is dit jullie pen?
Waar is de pen?
- Ik moet naar mijn pen zoeken.
- Ik moet mijn pen zoeken.
De balpen ligt op het bureau.
Vergeet niet om mijn pen terug te geven.
- Ik moet naar mijn pen zoeken.
- Ik moet mijn pen zoeken.
Heb je een pen bij je?
- Mag ik uw pen gebruiken?
- Mag ik jouw pen gebruiken?
- Mag ik jullie pen gebruiken?
Kan je me je balpen lenen?
Mag ik je pen lenen?
Schrijf alstublieft met een pen.
Tom gaf me een pen.
Waar is mijn rode pen?
Mijn pen is gestolen.
Heb je geen pen?
Ik heb geen enkele pen.
Mag ik een pen lenen?
U kunt deze pen gebruiken.
Je mag mijn pen niet gebruiken.
Deze pen schrijft niet goed.
Ik heb een rode pen nodig.
Hoeveel kost deze balpen?
Ik zoek mijn bic.
Je mag mijn pen lenen.
Ik zal je deze pen geven.
Heb je een pen bij je?
Heb je een pen voor me?
Uw pen is beter dan de mijne.
De balpen ligt op het bureau.
Mijn mooie balpen is paars.
Mag ik alsjeblieft je pen lenen?
Ik heb een balpen nodig en papier.
"Heeft u een pen?" "Ja."
De balpen ligt op het bureau.
De pen viel op de grond.
De pen die ik gister verloor was nieuw.
Er ligt een pen op het bureau.
- De pen is machtiger dan het zwaard.
- De pen heeft meer macht dan het zwaard.
Ze heeft deze pen bij die winkel gekocht.
Ik moet mijn pen zoeken.
Ik moet naar mijn pen zoeken.
Er is geen inkt meer in de balpen.