Examples of using "Norway" in a sentence and their dutch translations:
Ik kom uit Noorwegen.
Noorwegen verraste me.
Ik kom uit Noorwegen.
Ik kom uit Noorwegen.
Noorwegen verraste me.
Ik woon in Noorwegen.
Zij woont in Noorwegen.
Tiziri woont in Noorwegen.
Wij wonen in Noorwegen.
Yidir woont in Noorwegen.
Noorwegen is mijn nieuwe vaderland.
Noorwegen is een Noords land.
De hoofdstad van Noorwegen is Oslo.
Oslo is de hoofdstad van Noorwegen.
Noorwegen wordt "Norge" genoemd in het Noors.
Wonen jullie in Noorwegen?
Yidir en Tiziri wonen in Noorwegen.
Tilelli en Tiziri wonen in Noorwegen.
Woon je in Noorwegen, Yidir?
Woon je in Noorwegen, Tiziri?
Slechts 5 miljoen mensen wonen in Noorwegen.
Noorwegen heeft een zeer lage bevolkingsdichtheid.
Noors is de officiële taal van Noorwegen.
Ze woonden een tijdje in Noorwegen.
Vibeke is een mooi meisje uit Noorwegen.
De hoofdstad van Noorwegen is Oslo.
Noorwegen is het rijkste land ter wereld.
Bergen is de tweede grootste stad van Noorwegen.
Oslo is de meest bevolkte stad in Noorwegen.
Oslo is de hoofdstad van Noorwegen.
Olaf Haraldsson, koning van Noorwegen - de man die ooit de beschermheilige was geworden - was
Als koning van Noorwegen was Harald 'de harde heerser' dapper, wreed en hebzuchtig… en in
Harold Hardrada groeide uit tot koning van Noorwegen, en een van de grootste Vikingen van allemaal.
IJsland is een eilandstaat in de Noord-Atlantische Oceaan tussen Groenland, de Faeröer en Noorwegen.
Dus zeilen ze weg om de verovering van Noorwegen te helpen, en het was hun pech om Jarl
In november 2013 startten de Verenigde Staten, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk een publiek-private samenwerking om bosgebieden in ontwikkelingslanden te ondersteunen, met als doel het reduceren van emissie door ontbossing en het stimuleren van duurzame landbouw.