Examples of using "Month" in a sentence and their dutch translations:
Elke maand.
We verhuizen volgende maand.
Ik verhuis volgende maand.
Volgende maand ga ik verhuizen.
We verhuizen volgende maand.
April doet wat hij wil.
Ik ben afgelopen maand verhuisd.
- Ik verhuisde een maand geleden.
- Ik ben afgelopen maand verhuisd.
Het duurde een maand.
Was de afgelopen maand november?
De lessen zijn vorige maand begonnen.
Ik ga volgende maand verhuizen.
Carol heeft vorige maand Boston bezocht.
- Vorige maand is ze met Tom getrouwd.
- De vorige maand is ze met Tom gehuwd.
Volgende maand ga ik verhuizen.
Ik heb hard gewerkt de laatste maand.
April doet wat hij wil.
- Ik ben in mijn vierde maand.
- Ik ben vier maanden zwanger.
We verhuizen volgende maand.
Welke maand is het?
Ze was afgelopen maand in Amerika.
- Hoeveel besteedt ze per maand?
- Hoeveel geeft ze per maand uit?
Ze was afgelopen maand in de Verenigde Staten.
Hij laat zijn haar eens per maand knippen.
De volgende maand zal ze bevallen.
Het was een planning van drie maanden…
- Hij komt hier een maal per maand.
- Hij komt hier eens per maand.
Zijn broer is afgelopen maand overleden.
Ik heb een paar duiten op zak deze maand.
Hij verdient 300.000 yen per maand.
Hij gaat volgende maand naar Parijs.
Deze maand is enigszins moeilijk geweest.
Deze maand verstreek zeer snel.
Ik zal hier een hele maand blijven.
Ik was vorige maand in Londen.
Ze heeft afgelopen maand ontslag genomen.
Ik verhuis volgende maand.
Tom zal de volgende maand niet hier zijn.
Volgende maand ga ik naar Parijs.
Ze zal vertrekken naar Tokio volgende maand.
Tom trouwt volgende maand.
Tom trouwt volgende maand.
Een maand is te weinig tijd.
Mijn verjaardag is pas over een maand.
Dit tijdschrift wordt maandelijks gepubliceerd.
- Was je vorige maand in Amerika?
- Was u vorige maand in Amerika?
- Waren jullie vorige maand in Amerika?
Ik zal hier volgende maand niet zijn.
Volgende maand vertrek ik naar Australië.
Afgelopen maand heb ik mijn rijbewijs verlengd.
Hoeveel verdient hij per maand?
- Hoeveel boeken lees je per maand?
- Hoeveel boeken leest ge per maand?
Zij lag een maand in het ziekenhuis.
Hij laat zijn haar eens per maand knippen.
Afgelopen maand heb ik mijn rijbewijs verlengd.
- De tentoonstelling blijft nog een maand geopend.
- De tentoonstelling blijft een maand langer open.
Volgende maand zal ze bevallen.
We hebben veel regen gehad deze maand.