Examples of using "Dancer" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben een danser.
- Ik ben danser.
Ik ben danseres.
Hij is danser.
Tom werd danser.
Hij is een danser.
Tom is balletdanser.
Mijn moeder was een danseres.
Mary is een balletdanser.
Ben je een goede danser?
Mijn vriendin kan goed dansen.
Ik vind dat ze een goede danseres is.
Ik weet dat Tom een behoorlijk goede danser is.
Tom is toch niet zo’n heel goede danser?