Translation of "Jong" in Turkish

0.015 sec.

Examples of using "Jong" in a sentence and their turkish translations:

- Je bent jong.
- U bent jong.
- Jullie zijn jong.

Sen gençsin.

Ze is jong, misschien te jong.

O genç, belki de daha genç.

- Jullie zijn niet jong.
- Jij bent niet jong.

- Genç değilsin.
- Genç değilsiniz.

- U bent nog jong.
- Ze zijn nog jong.

Onlar hâlâ genç.

Hij is jong.

O genç.

Ze is jong.

O gençtir.

Ik ben jong.

Ben gencim.

Tom is jong.

Tom gençtir.

Ze was jong.

O gençti.

Wij zijn jong.

Biz genciz.

Tom stierf jong.

Tom genç yaşta öldü.

- De schilder is jong gestorven.
- De schilder is jong overleden.

Ressam genç yaşta öldü.

- Tom is niet heel jong.
- Tom is niet zo jong.

Tom çok genç değil.

jong en allemaal Scandinaviërs.

genç olduklarını ve hepsinin İskandinav olduğunu gösterdi.

Ze zijn nog jong.

Onlar hâlâ genç.

Ik ben nog jong.

- Ben daha gencim.
- Hâlâ gencim.

Jullie zijn niet jong.

Genç değilsiniz.

De man is jong.

Adam gençtir.

Ik ben niet jong.

- Genç değilim.
- Ben genç değilim.

"Is ze jong?" "Ja."

"O genç mi?" "Evet, genç."

Jij bent niet jong.

Sen genç değilsin.

Ik voel me jong.

Genç hissediyorum.

Jullie zijn nog jong.

Hâlâ gençsin.

Je bent nog jong.

Hâlâ gençsin.

Was de onderwijzer jong?

Öğretmen genç miydi?

Haar zus lijkt jong.

Onun kız kardeşi genç gözüküyor.

Maar de nacht is jong.

Ama gece daha yeni başlıyor.

Maar reeds als jong meisje

Ama genç bir kız olduğumdan beri,

Jong geleerd is oud gedaan.

Beşikte öğrenilen mezara kadar taşınır.

Hij ziet er jong uit.

O genç görünüyor.

Hij zag er jong uit.

O genç görünüyordu.

Ik was jong en onschuldig.

Genç ve saftım.

Ze was jong en onschuldig.

O genç ve masumdu.

Ze is jong en mooi.

O genç ve güzeldir.

Ze is jong en sexy.

O genç ve seksi.

Misschien is hij niet jong.

Belki o genç değil.

We zijn maar eenmaal jong.

Gençlik sadece bir kez gelir.

Tom ziet er jong uit.

Tom genç görünüyor.

Hij is jong en vrijgezel.

O genç ve bekar.

Tom is nog steeds jong.

Tom hâlâ genç.

We zijn niet jong meer.

Biz artık genç değiliz.

Tom werd erg jong kaal.

Tom çok genç kel oldu.

Hij is jong, maar ervaren.

O genç ama deneyimli.

Zij ziet er jong uit.

O genç görünüyor.

De nacht is nog jong.

Gece hala genç.

Ze is jong en aantrekkelijk.

O genç ve çekici.

Hij is jong en aantrekkelijk.

O genç ve çekici.

Tom is jong en naïef.

Tom genç ve toy.

Ze zijn erg jong getrouwd.

Onlar çok geç evlendiler.

Je ziet er jong uit.

Genç görünüyorsun.

Tom zag er jong uit.

Tom genç görünüyordu.

- Tom en Mary zijn nog jong.
- Tom en Mary zijn nog steeds jong.
- Tom en Marie zijn nog steeds jong.

Tom ve Mary hâlâ genç.

- Ik wou dat ik opnieuw jong was.
- Ik zou willen opnieuw jong zijn.

Keşke tekrar genç olsaydım.

- Onze leraar ziet er heel jong uit.
- Onze lerares ziet er heel jong uit.

Öğretmenimiz çok genç görünüyor.

- Ze waren jong toen ze trouwden.
- Zij zijn getrouwd toen ze nog jong waren.

Onlar genç iken evlendiler.

Ik rookte toen ik jong was.

Gençken sigara içtim.

Ze is even jong als ik.

O benim kadar gençtir.

Je moeder is heel jong, niet?

Annen çok genç, değil mi?

Mijn tante ziet er jong uit.

Teyzem genç görünüyor.

Is ze niet een beetje jong?

O biraz genç değil mi?

Ze zag er heel jong uit.

O çok genç görünüyordu.

Hij zag er heel jong uit.

Çok genç görünüyordu.

Haar zus ziet er jong uit.

- Onun kız kardeşi genç görünüyor.
- Onun kız kardeşi gence benziyor.

Ik zou willen opnieuw jong zijn.

Keşke tekrar genç olsam.

Maria heeft een jong weeseekhoorntje gevonden.

Mary yetim bir bebek sincap buldu.

Zijn zus ziet er jong uit.

Onun kız kardeşi genç görünüyor.

Toms nieuwe vriendinnetje is erg jong.

Tom'un yeni kız arkadaşı çok genç.

Hoe is hij? Oud, of jong?

O nasıl? Yaşlı mı, genç mi?

Ik zal nooit meer jong zijn.

Ben bir daha asla genç olmayacağım.