Translation of "Gelopen" in Spanish

0.013 sec.

Examples of using "Gelopen" in a sentence and their spanish translations:

- Je bent verloren gelopen, niet?
- U bent verloren gelopen, niet?
- Jullie zijn verloren gelopen, niet?

Te has perdido, ¿verdad?

Wij hebben veel gelopen.

Andamos mucho.

- Ze liepen.
- Ze hebben gelopen.

- Caminaron.
- Ellos caminaron.
- Pasearon.

- Je bent verloren gelopen, niet?
- U bent verloren gelopen, niet?
- Jullie zijn verloren gelopen, niet?
- Je bent verloren gereden, niet?
- U bent verloren gereden, niet?
- Jullie zijn verloren gereden, niet?

Te has perdido, ¿verdad?

- Hij liep naar huis.
- Hij is naar huis gelopen.

Él caminó a casa.

Ik heb gelopen om op tijd te kunnen zijn.

Corrí para llegar a tiempo.

Dan was Theranos uit Silicon Valley sneller tegen de lamp gelopen

habría pillado, por ejemplo, a la compañía Theranos de Silicon Valley

Toen ik tijdens mijn onderzoek besefte hoe fout het was gelopen

al entender a través de mi investigación lo roto que estaba el sistema

Ik ben een oude vriend tegen het lijf gelopen in de trein.

Me encontré con un viejo amigo mío en el tren.

De oude man had zo vlug gelopen dat hij buiten adem was.

El anciano había corrido tan rápido que estaba sin aliento.

Neil Armstrong is de eerste ruimtevaarder die op de maan gelopen heeft.

Neil Armstrong fue el primer astronauta en caminar sobre la luna.

Ze hebben de hoogste bergen beklommen en op de bodem van de zee gelopen.

Ellos han escalado las montañas más altas y caminado por el suelo marino.

- Ik ben verloren gelopen vorige keer dat ik u bezocht.
- Ik ben verloren gelopen toen ik je voor het eerst bezocht.
- Ik ben verdwaald toen ik je de eerste keer bezocht.

Me perdí la primera vez que fui a visitarte.

- Tom liep naar huis.
- Tom is naar huis gelopen.
- Tom is naar huis gewandeld.
- Tom wandelde naar huis.

Tom caminó a casa.

- Ik rende naar buiten.
- Ik ben naar buiten gerend.
- Ik liep naar buiten.
- Ik ben naar buiten gelopen.

Yo corrí afuera.

- Hij ging te voet naar huis.
- Hij liep naar huis.
- Hij is naar huis gelopen.
- Hij is te voet naar huis gegaan.

Él caminó a casa.