Translation of "Brood" in Spanish

0.011 sec.

Examples of using "Brood" in a sentence and their spanish translations:

- Je hebt brood gekocht.
- U heeft brood gekocht.
- Jullie hebben brood gekocht.
- U kocht brood.
- Jij kocht brood.
- Jullie kochten brood.

Habéis comprado pan.

- Ik heb brood.
- Ik heb een brood.

Yo tengo pan.

- Wij kochten brood.
- Wij hebben brood gekocht.

Comprábamos pan.

- Maria kocht brood.
- Maria heeft brood gekocht.

María compró pan.

- Ze bakte brood.
- Ze heeft brood gebakken.

Ha hecho pan.

- Tom bakte brood.
- Tom heeft brood gebakken.

Tom horneó pan.

- Zij kocht brood.
- Zij heeft brood gekocht.

Compró pan.

Ik eet brood.

Estoy comiendo pan.

Eet het brood!

¡Cómete el pan!

Wij kopen brood.

Compramos pan.

Zij kopen brood.

Ellas compran pan.

Ik bak brood.

Estoy horneando pan.

Is er brood?

¿Hay pan?

Brood en spelen.

Pan y circo.

Zij hebben brood.

Ellos tienen pan.

Ik wil brood.

- Quiero pan.
- Yo quiero pan.

Hij kocht brood.

Compró pan.

- Ik ben brood aan het bakken.
- Ik bak brood.

Estoy horneando pan.

- Ze proefden het brood.
- Ze hebben het brood geproefd.

Probaron el pan.

Je bent een brood.

Tú eres un pan.

De jongen eet brood.

- El chico come pan.
- El chico está comiendo pan.

Waar is het brood?

¿Dónde está el pan?

Het brood werd hard.

El pan se puso duro.

Je hebt brood gekocht.

Habéis comprado pan.

Ik hou van brood.

Me gusta el pan.

De vrouw eet brood.

La mujer come pan.

Dit brood is heerlijk.

Este pan está delicioso.

Hoe maakt men brood?

¿Cómo se hace el pan?

Hij heeft minder brood.

Él tiene menos pan.

Het brood is vers.

El pan está fresco.

Het meisje eet brood.

La chica come pan.

Ik kan brood bakken.

Sé hornear pan.

De man eet brood.

El hombre está comiendo pan.

Dit brood is glutenvrij.

Este pan no tiene gluten.

Tom kocht wat brood.

Tomás compró un poco de pan.

Ze proefden het brood.

Probaron el pan.

En een beetje brood.

Y un poco de pan.

De man at brood.

El hombre comió pan.

Die man at brood.

Aquel hombre comió pan.

De kat eet brood.

El gato come pan.

Hoe wordt brood gemaakt?

¿Cómo se hace el pan?

- Hoop geeft geen brood.
- Hoop brengt geen brood op de plank.

La esperanza no nos va a dar de comer.

- Tom is het brood aan het snijden.
- Tom snijdt het brood.

Tom está cortando el pan.

Dit oude brood is keihard.

Este pan añejo está tan duro como una piedra.

We hebben geen brood meer.

No tenemos más pan.

Brood wordt van meel gemaakt.

- El pan se hace a partir de harina.
- El pan se hace de harina.

Wie heeft het brood opgegeten?

- ¿Quién comió el pan?
- ¿Quién se comió el pan?

Ik heb vers brood gekocht.

Compré pan fresco.

Mag ik dit brood eten?

¿Me puedo comer ese pan?

Hij at brood en vlees.

Comió pan y carne.

Hij at kaas en brood.

Comió queso y pan.

Een beetje brood en boter.

Un poco de pan y mantequilla.

Brood wordt gemaakt van tarwe.

El pan está hecho de trigo.

Hij at brood en boter.

Comió pan con manteca.

Ik ga even brood kopen.

Voy a comprar pan.